Past de ambitie van jouw organisatie bij de projecten die je wilt realiseren?
Kijk hierbij zowel naar de klimaattransitie (bijv. op uitstoot van CO2-equivalenten) als de materialentransitie (bijv. aandeel biobased en secundaire materialen). Welke doelen onderschrijf je als organisatie, al dan niet ondersteund door Europese raamwerken?
"Wanneer de bestuurlijke ambitie en bijbehorend beleid er is, vindt dat vanzelf zijn weg in de organisatie. Zo creër je een interne stok achter de deur, aangezien de hele organisatie dezelfde opdracht heeft. Dit kan bijvoorbeeld door een procesaanpak circulaire gebiedsontwikkeling te omarmen, zoals bij de gemeente Amsterdam waar het proces is gekoppeld aan het Plaberum, of in de gemeente Zwolle, waar de definitie en uitgangspunten van circulaire gebiedsontwikkeling zijn geborgd in de Omgevingsvisie van de stad.”
Het Nieuwe Normaal (HNN) kan je daarbij helpen. Dit raamwerk maakt circulariteit eenduidig en inzichtelijk, op basis van bestaande meetmethodieken uit de markt. Weet wat je gaat uitvragen, hoe je dat doet en hoe je wilt dat er opgeleverd wordt (monitoring). Hanteer hiervoor de besluitvormings-hiërarchie:
-
Bouw dan in ieder geval in hybride samenstelling, volg hierbij de principes onder (2). Om te voldoen aan de huidige eisen op het gebied van brandveiligheid en constructies, zal je vaak niet ontkomen aan de toepassing van (secundair) beton en staal. Naast hergebruik zijn er dan ook andere strategieën om je emissies en milieu-impact te verkleinen, zoals:
bijvoorbeeld door het inzetten van bouwhubs of door modulaire prefab bouwmethodes. Biobased bouwelementen zijn doorgaans lichter en kunnen met elektrisch materieel gemonteerd worden, waardoor emissies (zoals stikstof) op de bouwplaats verminderd worden. Door slimme bouwlogistiek kan ruim 60% van de transportbewegingen beperkt worden wat ook voordelig is voor de milieu-impact én overlast.
Kijk bijvoorbeeld ook eens naar de milieu-impact, materiaalgebruik en waardebehoud.
In deze stap kijken we of het wenselijk en mogelijk is om een bouwproject te starten. De hoofdlijnen van het project zoals de opdracht en het vervolg worden geformuleerd. Voor besluitvorming gaat dit langs het college van burgemeester en wethouders. [bron]
Voer een quickscan voor circulaire kansen uit tijdens de gebiedsverkenning, om de potentie kansen vroegtijdig in kaart te brengen. Denk aan mogelijkheden tot aansluiting bij duurzame infrastructuur, of vrijkomende bouwmaterialen uit omliggende gebieden. Maak deze in participatie met belanghebbenden van het project. Zet de doelgroep centraal, wie is die en hoe kun je die bedienen? Creëer o.b.v. de verschillende belangen en wensen van bestaande én toekomstige stakeholders een gezamenlijke ambitie. Neem hierbij de volgende stappen/afwegingen mee:
Zodra de visie op papier staat vertaal je dit naar wensen en eisen in het Programma van Eisen. Geef de marktpartijen de ruimte om met oplossingen te komen om de ambities waar te maken, met andere woorden: schrijf dit niet voor. De splitsing in ambities en eisen helpt om de vertaling te maken naar een aanbestedingsleiddraad in een volgende fase. Op basis daarvan kun je de juiste samenwerkingspartners vinden en hen hierin meenemen.
Sluit de intentieovereenkomst. In de intentieovereenkomst kunnen procesafspraken gemaakt worden en prestatie-eisen opgenomen (bijv. uit het HNN raamwerk). Een intentieovereenkomst gaat uit van gelijkwaardig contracteren waardoor de gemeente bovenwettelijke ambities kan benoemen in de overeenkomst. Onthoud: als het niet concreet is, kun je er onderuit. Dit is ook het moment om de hoofdstrategie op verdichten vast te leggen (aansluiten bij bestaande voorzieningen, infrastructuur, OV, fundering), uitbreiding van de stad wil je zoveel mogelijk voorkomen. Neem op:
Evalueer en borg geleerde lessen in interne processen zodat deze in een volgend project vanzelfsprekend worden. Als je werkt aan transitie-vraagstukken, zoals een circulaire economie, dan kom je veel onzekerheid en tegenstrijdigheden tegen. Het is belangrijk om ruimte te maken voor evaluatie en geleerde lessen te delen met het projectteam, betrokken stakeholders en de organisatie. Terugkoppeling over wat wel of niet goed ging in de praktijk is heel waardevol voor beleidsmakers en stimuleert het lerend vermogen van een organisatie.
Sluit deze fase af door stil te staan en te evalueren wat de leer-en verbeterpunten zijn van het zojuist doorlopen proces. Sta stil bij de waarden, gezamenlijke visie en wat het team bindt. Dit is een goed moment om het team te laten nadenken over wat circulariteit voor hun rol en werkzaamheden betekent en hoe ze dit concreet kunnen maken in volgende fases. Denk daarna mee over elkaars rol en expertise. Dat geeft nieuwe inzichten voor het vervolg. [bron]
Pak je rol en neem initiatief. Zet als gemeente de eerste stap door ambities uit te spreken en het goede voorbeeld te geven. Kijk eens naar de gemeente Breda, die heeft bestuurlijk uitgesproken om in de gebiedsontwikkeling Woonakker 50 houtbouwwoningen neer te zetten. Om te leren en te ontwikkelen in de praktijk. Het begint door de ambities uit te spreken op bestuurlijk niveau. Heb het daarbij over een voorbeeldproject (aantonen hoe het kan) ipv een pilot (uitproberen hoe het zou kunnen). Dit is een belangrijk onderscheid in framing voor bestuurders.
Bestuurlijke ambitie helpt om circulariteit in de organisatie te borgen, het sijpelt dan vanzelf door naar de gehele organisatie. Verzamel – samen met de duurzaamheidadviseur(s) – de circulaire ambities en beleidsuitgangspunten uit het gemeentelijk beleid. Zorg dat je deze vanaf moment één meegeeft en bespreekbaar maakt met de ontwikkelende partij. Voorbeelden van beleidsdocumenten waar circulaire ambities in terug (kunnen) komen [bron].
Als er nog geen sprake is van beleid kan het juist dé kans zijn om circulariteit op de kaart te zetten en anderen te inspireren en activeren. Stel hiervoor een interne ambassadeur aan die helpt om zowel bij de ontwikkelde partij, als ook de gemeente zowel top-down (bestuurlijk) als bottom-up (vanuit het project) steun te hebben voor de circulaire ambities.
Inspireer stakeholders met voorbeeldprojecten. Voordat je aan de slag gaat met de gebiedsvisie raden we aan om als projectteam samen met de ontwikkelende partij(en) bij een circulair project te gaan kijken. Hiermee kun je concreet maken hoe circulariteit is toegepast in dat project, en hoe dat er in jouw gebied(svisie) uit kan komen te zien. Een basis kennisniveau is van belang om hierover met elkaar het gesprek aan te gaan. Afgelopen jaren zijn verschillende bundels gemaakt van circulaire voorbeeld bouwprojecten zoals door Circulaire Bouweconomie . zie hiervoor kopje 'Voorbeelden'(kompas). [bron]
Een visie gaat pas leven als je het letterlijk voor je ziet. Het is van belang dat een brede vertegenwoordiging van projectbetrokkenen een gezamenlijk toekomstbeeld en groter doel voor ogen heeft voor het gebied. Schrijf de visie niet alleen uit, maar zoek mensen die helpen deze ideeën beeldend te maken, bijv. een tekenaar of referenties. Toets de visie in participatie met de omgeving, en stuur gedurende de gebiedsontwikkeling bij.
Minder milieu-impact en een gunstige businesscase gaan hand in hand. Zet meer in op biobased en industrieel bouwen en werk met partijen samen die hierop inzetten. Door houtbouw te combineren met een modulaire bouwtechniek en het bouwproces te verplaatsen naar de fabriek (prefab) gaat de CO2- en stikstofuitstoot omlaag. Ook vindt snelheid plaats ten opzichte van traditioneel bouwen doordat het bouwproces gestandaardiseerd wordt en daarmee snel opgeschaald kan worden. Kijk eens bijvoorbeeld naar Finch Buildings of MOOS.
Geef (experimenteer) ruimte aan alternatieve ontwikkelmodellen zoals CPO, coöperatie, innovatiepartnerschap. Ondersteun daarbij met het vinden van de juiste experts.
Breng waardevolle ruimtelijke elementen in kaart. Breng als ontwikkelaar de waardevolle ruimtelijk elementen en materiaalstromen in en om het plangebied inzichtelijk met een materiaalstroomanalyse (MFA). Dit instrument brengt in kaart welke materiaalstromen voor veel milieu-impact zorgen en waar mogelijk kansen liggen om kringlopen lokaal te sluiten. Diverse adviseurs en/of ook sloopbedrijven kunnen hierbij helpen. Bepaal de hergebruikpotentie van bestaande waardevolle gebouwen en structuren in het gebied. Zie hier een voorbeeld (pagina 38).
Als er een MER-beoordeling nodig is in het project, benoem dan expliciet de circulaire doelstellingen voor de MER-beoordeling. MER brengt de negatieve effecten van o.a. bouwen in beeld en ook de maatregelen die mogelijk zijn om de milieueffecten te beperken en aan de doelstellingen te voldoen. Deze maatregelen kunnen met een regel in het Omgevingsplan worden opgenomen via doorbreking van het specialiteitsbeginsel (opgenomen in Omgevingswet en Wet Milieubeheer).
In deze stap kijken we of het haalbaar is om een bouwproject mogelijk te maken. De uitgangspunten, wat we willen doen en de uitkomsten van onderzoek naar de haalbaarheid van de plannen worden uitgeschreven. Voor besluitvorming gaat dit langs het college van burgemeester en wethouders. [bron]
Sturen zonder gemeentelijk grondbezit
Sturen met gemeentelijk grondbezit
Verken de huidige (en toekomstige) stakeholders, hun grondposities, en hun ambities en belangen die een rol spelen bij de gebiedsontwikkeling. Ga samen om tafel en maak formuleer hieruit gezamenlijke ambities. Soms kan een vroegtijdige samenwerking een rol spelen in het aanpassen van de bedrijfsvoering zodat deze binnen de visie voor het plangebied valt.
Bepaal welke circulaire interventies vroeg in het proces op gebiedsniveau besloten moeten worden. Het gaat hier bijvoorbeeld om infrastructuur (decentrale zuivering, centrale WKO’s, smart-grid, etc.), en interventies die impact hebben op de ontwikkelstrategie en financiering voor het gebied (wordt er veel ruimte gegeven aan zelfbouw en CPO bijvoorbeeld?).
Evalueer en borg geleerde lessen in interne processen zodat deze in een volgend project vanzelfsprekend worden. Plan een vast evaluatiemoment in, na het afronden van een bouwfase of na een bepaalde mijlpaal (vaststellen bestemmingsplan, ondertekenen privaatrechtelijke overeenkomst met marktpartij, vaststellen gebiedsvisie). Dit kan een intern of extern incheckmoment zijn, bijvoorbeeld tussen de gemeentelijke projectmanager van de gebiedsontwikkeling en de vergunningverlener voor een controle op de duurzaamheidsafspraken.
Betrek de interne organisatie met een circulaire aanjager. Om circulair bouwen mogelijk te maken is het belangrijk om de gemeentelijke organisatie mee te krijgen. Circulaire gebiedsontwikkeling is een relatief nieuw thema voor veel mensen. Het vraagt sociale vaardigheden. Stel hiervoor een circulaire aanjager met pionierend leiderschap aan. Plaats diegene in het projectteam van de gebiedsontwikkeling(en) waar je aan de slag wil met circulair bouwen. Naast advisering aan het projectteam fungeert deze rol om in gesprek te gaan met de verschillende afdelingen binnen de organisatie.
Je kan niet vroeg genoeg beginnen. Zet het eerstvolgende gebiedsontwikkelingsproject in als katalysator om het als organisatie logisch te maken het project zo circulair mogelijk vorm te geven. Het hoeft niet perfect of compleet te zijn, zolang je maar aan de slag gaat. Blijf jezelf de vraag stellen: wat ging goed, wat niet en wat nemen we mee in een volgend project? Zie het punt hierboven van het inplannen van vaste evaluatiemomenten en het voorbeeld van de gemeente Leiden in de openbare ruimte.
Krijg inzicht in de kosten en opbrengsten van circulariteit. Een circulaire ontwikkeling gaat over het verbreden van initiële kosten van het project naar totale levensduur kosten én (lange termijn) maatschappelijke baten. Bevraag de ontwikkelaar hoe deze op de lange termijn in gaat zetten op waardebehoud en realisatie van kringlopen, en neem dit ook op in de gebiedsvisie.
Neem bijvoorbeeld niet alleen de meerprijs van biobased materialen mee in de business case maar kijk naar het volledige plaatje: wat doet het met de luchtkwaliteit (rondom bouwplaats), kapotgereden infra, gezondheid bewoners, kwaliteit van de wijk, totale milieu-impact van de bouw, CO2 beprijzing, stikstof uitstoot, bouwplaatst- en overlasttijd, vermeden kosten op andere toekomstbestendig bouwen thema’s, beheersbaarheid in tijd en geld, etc.
Realiseer je wel dat je het gemiddelde project 10% duurder uitvalt dan aan de voorkant bedacht. Door circulair industrieel/conceptueel te bouwen kun je echter flink op faalkosten besparen. Woningcorporaties die een woning voor de lange termijn in bezit houden hebben direct profijt van circulair bouwen.
Let bij het opstellen van een grondexploitatie op de verschillende elementen in onderstaand schema. Meer informatie vind je in de Green Paper Circulair waarderen en in de paper Een Circulaire businesscase .
Zorg voor gespreide verantwoordelijkheid over verschillende afdelingen (niet alleen team “circulair.”) Maak intern bij de gemeente afspraken tussen de afdelingen stedenbouw, realisatie en beheer buitenruimte om te werken vanuit het Total Costs of Ownership gedachte en maatschappelijke baten van circulaire gebiedsontwikkeling.
Als je de fasering gaat bepalen is het raadzaam fases niet in te kleine stukjes te knippen en verschillende ontwikkelaars te selecteren. Door een grotere schaal per deelgebied ontstaat financiële ruimte voor experimenteren en investeren in collectieve- en deelvoorzieningen.
Maak circulaire impact in de openbare ruimte. Als gemeente is de openbare ruimte altijd van jou. Geef hier het goede voorbeeld door alle openbare ruimte projecten en gemeentelijke bouwwerken circulair aan te pakken. Kijk eens naar de gemeente Leiden die succesvol circulair beleid voor de openbare ruimte heeft opgesteld. Ze zijn begonnen met een materiaalstromenschema . Dit schema geeft inzicht in wat de verwachte materiaal in- en uitstroom is in de openbare ruimte tot aan 2030. Aan de hand hiervan heeft Leiden een routekaart gemaakt dat de projectcyclus laat zien van een openbare ruimteproject. Van initiatieffase tot aan realisatie en beheer is benoemd wat per fase moet gebeuren en wie welke rol heeft. Daarbij is een monitoringssysteem opgezet waarbij ieder project een minimale score moet behalen op circulariteit. Onvoldoende punten betekent geen doorgang.
Bepaal rollen en verantwoordelijkheden en biedt perspectief. Maak ieders rol en verantwoordelijkheden inzichtelijk. Denk hierin vanuit de werkprocessen van anderen. Zo gaan de werkzaamheden bij afdeling Beheer anders dan bij afdeling Grondzaken. Bespreek dit openlijk in het projectteam van de gebiedsontwikkeling. Biedt perspectief door de meerwaarde van circulair bouwen te benoemen. Vertaal deze meerwaarde binnen alle afdelingen. Alle rollen (projectleider, stedenbouwer, jurist, planoloog, civiel) zijn nodig. Maak iedereen lotgenoot, in plaats van dat de circulaire aanjager probleemeigenaar blijft. Zet de meerwaarde van circulair bouwen in als onderdeel van de integrale oplossing.
In stap 3 wordt in een investeringsnota een ontwerp van een gebied gemaakt. Hierin wordt het stedenbouwkundig plan, programma, kosten en opbrengsten uitgewerkt. De investeringsnota gaat voor besluitvorming naar het college van burgemeester en wethouders. In deze stap gaat het om de vraag ‘wat kan en wat kost het’. Als dit leidt tot een ‘ja, we gaan dát ontwikkelen’ nemen het team een investeringsbesluit. Dit is het moment waarop er definitief besloten wordt of een project wel of niet doorgaat. [bron]
Hoe vertalen we de circulaire visie, -ambities en -eisen naar gebiedsplannen en een aanbesteding? De stedenbouwer en landschapsontwerpers in het projectteam hebben een belangrijke rol in deze fase omdat zij de ruimtelijke kaders voor de ontwikkeling opstellen. [bron]
Gebruik de materiaalstroomanalyse om twee planscenario’s uit te werken: een Business As Usual (BAU) scenario waarin geen aanvullende circulaire maatregelen worden genomen, en een Circulair (CU) scenario. Dit kan helpen om draagvlak te creëren voor de verschillende interventies (zie ook het voorbeeld van Buiksloterham)
Koppel de ruimtevraag aan de BAU- en CU-scenario’s zodat inzichtelijk wordt welke interventies letterlijk inpasbaar zijn in het gebied. Na deze toetsing is het mogelijk om de meest effectieve en best inpasbare interventies te selecteren en kan een circulair stedenbouwkundig plan worden opgesteld, waarin de materiaalstroomanalyse en gekwantificeerde planscenario’s, ruimtevraag en de impact van interventies zijn verwerkt. Door de impactreductie te kwantificeren, wordt het gat tussen een lineair business-as-usual scenario en een circulaire variant zichtbaar.
Kijk wat realistisch is, en bepaal de lat voor de doelstellingen/indicatoren uit de eerste fase. Koppel bijv. percentages aan materiaalgebruik. Hiermee wordt het mogelijk om beide scenario’s te toetsen op hun effectiviteit, en er ruimtelijke randvoorwaarden aan de interventies gehangen worden: hoeveel en welk soort ruimtebeslag komt kijken bij de uitvoer van circulaire maatregelen? Denk aan dakoppervlak voor zonnepanelen, m2 groen of de omvang van een bouwhub.
Geef bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan een besluitvormingshiërarchie mee, om circulaire kansen zo effectief mogelijk aan te grijpen. Het achterliggende idee is dat het het meest circulair is om minder te gebruiken: begin met reductie van grondstoffengebruik bij de bron. Bijvoorbeeld het verminderen van materiaalgebruik door compacte, gestapelde gebouwen en minder verharding. Zoek vervolgens naar manieren om bestaande stromen optimaal te benutten, en kijk dan naar eventuele duurzame en circulaire alternatieven en zoek als laatste naar manieren om grondstoffen en energie betere te managen. Uit deze redenatie zijn een aantal ontwerpprincipes op te stellen voor circulaire gebouwen en het gebied als geheel.
Denk bij het ontwerp van de openbare ruimte (OR) en infrastructuur na over hoe je wilt dat het gebied gebruikt gaat worden. Denk aan 15-min stad, ruimte voor lopen, parkeren niet voor de deur, onderhoudsvrij groen, belevingswaarde biodiversiteit. Deze keuzes leiden vaak tot minder kosten voor beheer. Kijk verder naar:
Evalueer en borg geleerde lessen in interne processen zodat deze in een volgend project vanzelfsprekend worden.
Vorm een sterk projectteam. Zorg voor een projectteam met circulaire ambitie, motivatie en ervaring. Selecteer externe adviseurs en ontwerpers (mede) op hun ambitie, motivatie en ervaring met circulariteit.
Betrek toekomstige gebruikers in het ontwerp. Inventariseer of toekomstige gebruikers een rol willen in het ontwerp en beheer van hun leefomgeving. De ervaring leert dat als mensen hier gezamenlijk een rol in pakken zij hier zuiniger mee omgaan. Lees hierover meer in het voorbeeldproject Eva Lanxmeer in Culemborg.
Maak gebruik van tijdelijkheid in aanloop naar de gebiedsontwikkeling om te laten zien wat er kan. Er gaan vaak vele jaren overheen om van een idee tot realisatie te komen. Plaats tijdelijke, modulaire bouw, dat kan een nieuwe dynamiek creëren: we gaan iets nieuws doen, wie wil er meedoen? Door demontabel en adaptief te bouwen, blijft er na de tijdelijke periode restwaarde over. Ook kun je braakliggende grond gebruiken voor de teelt van gewassen voor biogrondstoffen voor de bouw of voor de opslag van herbruikbaar materiaal (lees hier meer over bouwhubs ). Een voorbeeld van tijdelijk gebruik is het gebied De Ceuvel in Amsterdam.
Speel circulair in op de behoeften van de (toekomstige) gebruikers van het gebied. Is er bijvoorbeeld ruimte nodig om grondstofkringlopen in het gebied te sluiten - denk aan productie-, reparatie-, inzameling-, en deelplekken? Of aan het adaptief vermogen van gebouwen en buitenruimte, kunnen deze meegroeien en krimpen met behoeftes van gebruikers en blijven onderhoudswerkzaamheden mogelijk zonder afval te produceren? Betrek hier ook de beheer- en onderhoudspartners bij.
Faalkosten voorkomen door de juiste ontwerp- en logistieke keuzes. In de uitvoering van bouwprojecten worden fouten gemaakt die vaak gepaard gaan met het ontstaan van afval. Door prefabricatie in de fabriek worden faalkosten verlaagd en afval dus verminderd. Biobased bouwelementen zijn vaak lichter zodat deze met elektrisch materiaal gemonteerd kunnen worden waardoor de emissie (waaronder stikstof) op de bouwplaats verminderd wordt. Door slimme bouwlogistiek kan ruim 60% van de transportbewegingen beperkt worden wat de milieu- en natuurbelasting en overlast ook beperkt. [bron]
Betrek de welstandscommissie bij de circulaire ambities en de vertaling daarvan naar het stedenbouwkundig plan, beeldkwaliteitsplan en eventueel de deelgebied- en kavelpaspoorten zodat mede eigenaarschap ontstaat.
In de deze stap voeren we de plannen uit die in de stappen 1 tot en met 3 gemaakt zijn en beginnen we met de bouw van woningen en gebouwen. Zo stellen we onder andere overeenkomsten op met bouwers en ontwikkelaars, passen we als nodig bestemmingsplannen aan en maken we beheerplannen voor de openbare ruimte. [bron]
Wanneer het stedenbouwkundig plan is vastgesteld kan over worden gegaan op de uitvoeringsfase: bouwvoorbereiding, uitgifte van gronden, en uitvoering van de geplande interventies door verschillende gebiedspartners.
Stel circulaire gunningscriteria op. Zodra het stedenbouwkundig plan en de te verkopen kavels bepaald zijn, kunnen binnen de aanbestedingsprocedure en – leidraad circulaire gunningscriteria opgesteld worden. Maak hierin een vertaalslag van het Programma van Eisen en Wensen, en gebruik het raamwerk van Het Nieuwe Normaal. Kijk voor de uitwerking evt. ook bij Gebouw en Infra (met name voor openbare ruimte).
Om dit op een goede manier toe te passen, doorloop je drie stappen:
Vul deze aan met overige technische eisen, prestaties en randvoorwaarden.
Stem deze gunningscriteria af met gewenste samenwerkingspartners. Geef in de aanbestedingsleidraad al aan dat de duurzaamheidprestaties en toetsmomenten in de koopovereenkomst worden vastgelegd. Haak hiervoor de inkoopadviseur aan. Vanuit je rol als opdrachtgever kun je goed sturen in de selectie van een samenwerkingspartner die het gebouwontwerp en de realisatie gaat doen. De centrale vragen zijn hier: hoe wil je samenwerken en wat voor type partijen zoek je?
Zet met de gronduitgiftestrategie in op circulair voor de lange termijn: waardebehoud en realisatie van kringlopen, in tegenstelling tot korte termijn kosten en baten. Hier kan de aansluiting tussen gebouw en gebied worden geborgd en de aanbesteding en planning van infrastructurele werken. Vraag hoe je stakeholders (ontwikkelaar, woningcorporatie) hier invulling aan willen geven en zelf profijt uit willen halen.
Leg de afgesproken ambities en maatregelen contractueel vast in de koopovereenkomst van de gronden en borg doorlegging naar onderaannemers en eventueel gebruikers (zoals bijdrages aan gebiedsfondsen voor collectieve circulaire voorzieningen). Kijk hierbij welke HNN indicatoren zijn opgenomen in het plan én hoe daar op getoetst wordt van ontwerp t/m realisatie. Gebruik hier de huidige meetmethodieken/tools uit het raamwerk voor.
Evalueer en borg geleerde lessen in interne processen zodat deze in een volgend project vanzelfsprekend worden.
Ga in een vroeg stadium met beheer en stadswerken aan tafel, en creëer eventueel experimenteerstroken in de openbare ruimte.
Bied extra tijd voor sloopwerkzaamheden. Geef in de planning van sloopwerkzaamheden de uitvoerende partij de tijd om een nieuwe hoogwaardige bestemming te vinden voor het vrijkomende materiaal. Vaak wordt dit onmogelijk gemaakt door strakke planningen.
Toets op afspraken bij overdracht openbare ruimte. Als de realisatie van de openbare ruimte gerealiseerd is door de ontwikkelaar wordt in veel gevallen de openbare ruimte overgedragen aan de gemeente. De gemeente toetst of het gerealiseerd is conform afspraken, waaronder de afspraken over circulariteit.
Gezamenlijk verkennen. Zoek een samenwerkingspartner die intrinsiek gemotiveerd is om jouw ambities waar te maken en vraag concreet hoe zij dit gaan doen. Bekijk de bouwsteen ‘Samenwerking’ onder het kopje 'Inleiding' om nog eens concreet te maken welke factoren van belang zijn en waar je dus ook een samenwerkingspartner op kunt bevragen. [bron]
Milieuwinst in de realisatiefase is vaak te halen door slim werk-met-werk te maken. Vaak is dit ook kosten efficiënt zoals een gesloten grondbalans, bouwwegen aan te leggen met hergebruikt materiaal en op plekken waar voorbelasting nodig is.
Controleer op circulaire maatregelen via Team (Circulaire) Bouw- en Woningtoezicht. Of er gebouwd wordt conform de verleende vergunning op basis van het circulair ontwerp zal het team Bouw-en Woningtoezicht op de bouwplaats controles uit moeten voeren. Dit vraagt dus kennis van circulair bouwen. Per 1 januari 2023 gaat stapsgewijs de Wet Kwaliteitsborging in. De onafhankelijke kwaliteitsborgers zullen ook circulariteit mee moeten nemen in hun toetsing.
Na realisatie wordt het gebied opgeleverd en start de gebruiks-en beheerfase. In deze fase is het aan de eigenaren, gebruikers en beheerders om het gebied circulair te laten functioneren. De materiaal-, water-, voedsel-, en energiekringlopen worden hier werkelijkheid. Dit vraagt dat verzameling, verwerking en het opnieuw toepassen van grondstoffen en materialen georganiseerd is. Voor het beheer door de gemeente is het van belang dat de principes van circulariteit ook in het beheerprotocol opgenomen zijn en toegepast worden.
Ga als beheerder (van OR) met projectleider om tafel om de visie en afspraken uit gebiedsontwerp te behouden. Denk aan 15-min stad, ruimte voor lopen, parkeren niet voor de deur, onderhoudsvrij groen, belevingswaarde biodiversiteit. Deze keuzes leiden vaak tot minder kosten voor beheer.
Borg circulaire principes in beheer. Borg dat circulaire principes en data (materiaalpaspoort) onderdeel zijn van het beheerprotocol/systeem openbare ruimte.
Evalueer en borg geleerde lessen in interne processen zodat deze in een volgend project vanzelfsprekend worden. Evalueer deze fase en neem de lessen mee naar een volgend project en in het beleid en handboek openbare ruimte. Bij eventuele innovatieve circulaire initiatieven, zoals beheer openbare ruimte, is het van belang om te blijven monitoren in hoeverre het gewenste milieueffect ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt.
Maak de baten van circulaire interventies duidelijk kenbaar aan bewoners. Als bewoners zelf betrokken zijn, blijkt dat er amper gestuurd hoeft te worden om ambities te behalen. Zet parkmanagement, met verplicht lidmaatschap, in voor circulaire maatregelen.
Blijven monitoren. De ervaringen van bouw- en beheerpartijen kunnen weer lessen opleveren voor het ontwikkelproces en beleid. Daarom is het ook in deze fase van belang om periodiek te evalueren en de lessen toe te passen in volgende projecten en beleid. Daarnaast is het van belang om circulaire initiatieven ook in de gebruikfase te blijven monitoren. Leveren ze het gewenste resultaat?
Na de gebruiksfase is het einde van de levensduur bereikt. Het is dan zaak alle gebruikte grondstoffen en producten weer te laten terugvloeien naar de biologische en/of technologische kringloop. Dan kun je óók traditionele sloopbudgetten schrappen en gebouwen en infrastructuur niet meer afschrijven naar nul.
Circulair slopen: zet voor transformatiegebouwen en -gebieden bestaande gebouwen als donorgebouw in voor de nieuwbouw. Gebruik hiervoor de leidraad voor circulair slopen met onder andere 11 praktische tips voor iedere projectontwikkelaar, projectleider, bouwer en sloper.
Breng waardevolle ruimtelijke elementen in kaart. Breng als ontwikkelaar de waardevolle ruimtelijk elementen en materiaalstromen in en om het plangebied inzichtelijk met een materiaalstroomanalyse (MFA). Dit instrument brengt in kaart welke materiaalstromen voor veel milieu-impact zorgen en waar mogelijk kansen liggen om kringlopen lokaal te sluiten. Diverse adviseurs en/of ook sloopbedrijven kunnen hierbij helpen. Bepaal de hergebruikpotentie van bestaande waardevolle gebouwen en structuren in het gebied. Zie hier een voorbeeld (pagina 38).
Evalueer en borg geleerde lessen in interne processen zodat deze in een volgend project vanzelfsprekend worden. In feite is de cirkel rond, en zou deze fase sluit naadloos aan moeten sluiten bij opvolgende initiatieffasen.
In de starterskit vind je een basisuitleg over de verschillende indicatoren achter Het Nieuwe Normaal. Wat is het, hoe meet je het en hoe kun je erop sturen? Wil je meer verdieping op een indicator, kijk dan onderaan bij de verschillende vragen en antwoorden per bouwfase.
Een gebiedsontwikkeling heeft zowel betrekking op het vervaardigen van gebouwen als op de infrastructurele inrichting en inrichting van de openbare ruimte. Al deze onderdelen brengen door inrichtings, -vorm en materiaalkeuzes milieueffecten met zich mee. Door al bij de ontwikkelfase het circulaire gedachtengoed mee te nemen bij deze keuzes creëer je ruimte voor circulaire maatregelen in latere fases.
De milieu-impact van gebouwen meet je middels de Milieu Prestatie Gebouw (MPG). Deze methode bescoort je materiaalkeuzes. Voor infrastructurele objecten en objecten in de openbare ruimte gebruik je de Milieu Kosten Indicator (MKI). Beiden overzien de gehele levenscyclus. De meetmethodes tellen de milieu-impact van alle verwerkte materialen bij elkaar op en rekenen deze terug naar een score per gebruiker van het gebied. Je streeft naar een lage score.
Een kleine milieu-impact bereik je door te streven naar:
- een slank gebouwontwerp met grote overspanningen;
- compacte gebouwvormen en kleine gevel- en dakopeningen;
- materialen van een lokale en/of natuurlijke oorsprong, welke op een lage temperatuur worden vervaardigd;
- materialen of inrichtingselementen toe te passen met een secundaire oorsprong, zoals de herinzet van een brug- of gebouw(onderdeel) of speeltoestel.
Circulair bouwen kan bijdragen aan het verminderen van de milieu-impact van gebiedsontwikkeling. Er is geen beleid omtrent de milieu-impact op gebiedsniveau, wel is de MPG op gebouwniveau bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning verplicht en zijn er plannen om de MKI voor GWW werken verplicht te stellen.
De Milieuprestatie Gebouwen (MPG) geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Het gaat hierbij om nieuwe kantoorgebouwen (groter dan 100 m²) en om nieuwbouwwoningen.
De MPG is met ingang van 1 juli 2021 vastgesteld op 0,8. Daarnaast is het streven om deze te halveren in uiterlijk 2025 (naar 0,5). De Milieu Kosten Indicator (MKI) drukt dit uit voor openbare ruimte (GWW).
Zie ook:
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/09/15/plan-van-aanpak-dwingender-gebruik-mki
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/03/27/verkenning-mpg-score-%E2%89%A4-05
De haalbaarheid van een bepaalde milieuprestatie per gebruiker van een gebied is afhankelijk van de gewenste programmering van een gebied. Naast de beleidsmatig voorgeschreven waardes voor de MPG streeft Het Nieuwe Normaal (HNN) om prestatieniveaus vast te stellen welke aangeven wat voor prestaties op het gebied van milieueffect haalbaar zijn voor verschillende typen gebieden.
Er zijn verschillende projecten en onderzoeken die de haalbaarheid van een prestatie aantonen, al zijn deze met name bekend op gebouwniveau. Zie bijvoorbeeld het rapport Koplopers in de Woningbouw voor woongebouwen met een (zeer) lage MPG, de brochure ‘Woningconcepten en hun [HNN] prestaties’, en het Praktijkboek van HNN. Zodra op het niveau van HNN Gebied ook prestatieniveaus gepubliceerd zijn kun je ook hier haalbaarheidsreferenties uit afleiden.
De MPG- en MKI-score is niet altijd bekend in de eerste fase van een gebiedsontwikkeling. Tegelijkertijd kan vroegtijdig vooruitkijken naar de verwachte milieu-impact voor de gebouwen en de materialisering van de openbare ruimte in het gebied wel helpen om er vroeg in het ontwerp op te sturen.
De MPG is bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning verplicht (<0,8 voor woningen, <1,0 voor kantoren). De milieukostenindicator (MKI) is niet wettelijk vast gelegd. De MKI wordt voornamelijk gebruikt als belangrijk criterium om de uiteindelijk winnende offerte te bepalen. Er zijn ontwikkelingen om de MKI dwingender voor te schrijven en te verankeren in wetgeving.
De ontwerpfase is het moment om bepaalde afwegingen te maken voor type constructie of het toepassen van materialen. De bouwenvelop kan hier invulling aan geven door gebruik te maken van beschikbare materialen aanwezig in de buurt of een circulaire bouwhub. De ondergrond is tevens relevant om te kunnen bepalen wat voor constructies mogelijk zijn (denk aan nabije trillingen, materialisatie etc.). Hoe eerder de bouwenvelop en de omgeving mee worden genomen in het ontwerpproces, hoe eerder circulaire afwegingen kunnen worden gemaakt.
Een gemeente kan sturen op een laag milieueffect van een gebied per inwoner door het gebiedsbrede prestatieniveau uit te vragen, grenswaarden te benoemen en te belonen als een partij beter presteert. Eerst tijdens het definitief ontwerp en daarna tijdens de gerealiseerd gebouw kan geëvalueerd worden welke milieuprestatie daadwerkelijk behaald is. De Roadmap Circulaire Gronduitgifte van de gemeente Amsterdam zet in een paar stappen uiteen hoe je een circulaire tender opstelt, met keuze uit 32 prestatiegerichte criteria.
Om mee te gaan met de ontwikkelingen in de markt moeten milieu prestatie eisen ook aangescherpt worden voor de lange termijn.
Dit kan door per fasering van een gebiedsontwikkeling nieuwe afspraken over de milieuprestatie te maken. Deze afspraken moeten concreet worden vastgelegd.
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Het produceren en verwerken van materialen zorgt voor een belasting van het milieu gedurende haar gehele levenscyclus. Voor materiaalgebonden CO2-uitstoot focus je op een uitsnede van de levenscyclus: van grondstofkeuze tot aan de realisatiefase. Zo stuur je op het inperken van de CO2-uitstoot op de korte(re) termijn. Dit is in lijn met het Akkoord van Parijs en streeft ernaar om de CO2-jas, welke de opwarming van de aarde veroorzaakt, te verdunnen.
De materiaalgebonden CO2-uitstoot meet je middels de Milieu Prestatie Gebouw (MPG) score MPG-2 of een Paris Proof-berekening. De meetmethodes tellen de CO2-impact van alle verwerkte materialen bij elkaar op rekenen deze terug naar een score per gebruiker. Je streeft naar een lage score.
Een lage materiaalgebonden CO2-uitstoot bereik je door materialen te kiezen: - met een natuurlijke oorsprong, zoals hout of vlas; - welke dichtbij worden gewonnen en op een lage temperatuur worden geproduceerd. En slank te ontwerpen, met grote overspanningen en relatief kleine wand- en dakopeningen.
Om de CO2 impact van het bouwproces en materiaalgebruik te berekenen kan gebruik worden gemaakt van het rekenprotocol Paris Proof Materiaalgebonden Emissies. Deze methode brengt de CO2 van de bouwfase van gebouwen in beeld. Om inzicht in de CO2-impact van nieuwbouw en renovatieprojecten te krijgen wordt gebruik gemaakt van de MPG berekeningen. De methode neemt nog niet de openbare ruimte en de gebruiksfase van het gebied mee. Denk hier aan CO2 bij energiegebruik of mobiliteit. De methode van de DGBC is dan ook nog niet alomvattend. Er zijn nog geen rekenmethodes die integraal alles meenemen, maar er zijn wel initiatieven die daar mee bezig zijn. In de Position Paper ‘Whole Life Carbon’ van de DGBC lees je meer over de noodzaak en mogelijkheden van deze budgetbenadering voor de bouw.
Het produceren van bouwproducten en realiseren van gebieden leidt tot een bepaalde hoeveelheid CO2-uitstoot. Deze CO2-uitstoot in productie en bouw wordt ook de materiaalgebonden CO2-uitstoot genoemd. Dit is onderdeel van de totale milieuprestatie van een gebied.
Om een ambitie te bepalen kan eerst bekeken worden welke prestaties eerder zijn behaald (wat is realistisch) en welke drijfveren er zijn om in te zetten op het thema, om vervolgens een ambitie te bepalen. Een ambitie kan beïnvloed worden door externe eisen of interne eisen, zoals een maximale CO2-uitstoot en beschikbaar budget.
Om een ambitie te bepalen kunnen referentieprojecten gebruikt worden ter inspiratie. Ook kunnen de prestatieniveaus van HNN worden gebruikt voor het stellen van ambities.
Een manier om materiaalgebonden CO2-uitstoot op te nemen in een inkooptraject is het opnemen van een prestatie-eis volgens de Paris Proof maximale waarden of door gestaffeld voordeel te bieden. Uiteindelijk kunnen ook de prestatieniveaus van HNN worden gebruikt om eisen te stellen in het inkooptraject. Kijk ook eens naar de Roadmap Circulaire Gronduitgifte van de gemeente Amsterdam voor voorbeelden van inkoopcriteria.
In het stedenbouwkundig plan kan en moet al rekening gehouden worden met de uitstoot van materialen in de productie en bouw.
Een van de manieren om materiaalgebonden CO2-uitstoot operationeel te maken in het stedenbouwkundig plan is door te werken met circulariteitsstrategieën. Dit kan zijn: het vermijden van materialen, hergebruiken of levensduur verlengen. Op deze manieren vermindert de uitstoot doordat er minder materialen nodig zijn of deze beperkt gebruikt worden door het vermijden van producten of producten langer te gebruiken. Op gebiedsniveau kan worden gedacht aan maatregelen zoals: flexibiliteit in gridstructuur en kavelindeling waardoor de multicycliciteit van het gebied wordt geborgd.
Op voorhand kan een inschatting gegeven worden van verwachte materiaalgebonden CO2-uitstoot. Na realisatie wil je toetsen of dit ook overeenkomt.
Met gebruik van erkende rekeninstrumenten zoals Paris Proof kan de daadwerkelijk gerealiseerde materiaalgebonden CO2-uitstoot getoetst worden.
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Het produceren en verwerken van materialen zorgt voor een belasting van het milieu gedurende haar gehele levenscyclus. Bij materiaalgebonden CO2-opslag ligt de focus nog voor start van deze cyclus: de bijdrage milieu impact gedurende het groeiproces van grondstoffen. Zoals hout, vlas of hennep. Deze hernieuwbare grondstoffen halen tijdens hun groeiproces CO2 uit de lucht. En slaan deze op in het materiaal. Je perkt de CO2-jas om de aarde en daarmee de opwarming zo actief in.
Het berekenen van de mate van CO2-opslag is relatief nieuw. De exacte rekenregels rondom de meetmethode zijn nog in ontwikkeling. HNN focust op de rekenmethodiek van SGS Search: berekeningsmethodiek koolstof vastlegging biobased materialen. Bij vaststelling van de rekenregels wordt deze methodiek opgenomen in HNN. Je wilt graag veel CO2 opslaan en streeft naar een hoge score.
Let op: Als alternatieve benadering lees de je waardes af bij fase A1-A3 uit de MKI-berekening in DuboCalc.
Een hoge materiaalgebonden CO2-opslag bereik je door materialen te kiezen:
- met een natuurlijke oorsprong, zoals hout of vlas;
- voor de meest volumineuze onderdelen van een gebouw, zoals de (bovengrondse) constructie, gevel en isolatie.
- voor de meest volumieke onderdelen van objecten, zoals brugdekken of constructieve onderdelen.
Materiaalgebonden CO2 opslag geeft aan hoeveel CO2 is opgenomen tijdens de groei van een biobased product, waarmee deze CO2 dus ‘opgeslagen’ ligt in het gebouw of object gedurende de levensduur.
Voor het bepalen van de CO2-opslag hanteren we op dit moment de rekenmethodiek die door SGS Search is opgesteld, in opdracht van het Ministerie van BZK. Bij doorontwikkeling van deze methodiek wordt deze meegenomen in Het Nieuwe Normaal.
Materiaalgebonden CO2-opslag is de mate van opgeslagen CO2 in (biobased) bouwmaterialen, die daarmee onttrokken is aan de atmosfeer.
Om een ambitie te bepalen kan eerst bekeken worden welke prestaties eerder zijn behaald (wat is realistisch) en welke drijfveren er zijn om in te zetten op het thema, om vervolgens een ambitie te bepalen. Om een ambitie te bepalen kunnen referentieprojecten gebruikt worden ter inspiratie. Ook kunnen de prestatieniveaus van HNN worden gebruikt voor het stellen van ambities.
Op dit moment zijn meet- en bepalingsmethoden voor het berekenen van de mate van CO2-opslag nog in ontwikkeling. Een manier van het meenemen van materiaalgebonden CO2-opslag is het opnemen van een prestatie eis of door gestaffeld voordeel te bieden. Uiteindelijk kunnen ook de prestatieniveaus van HNN worden gebruikt om eisen te stellen in het inkooptraject. Kijk ook eens naar de Roadmap Circulaire Gronduitgifte van de gemeente Amsterdam voor voorbeelden van inkoopcriteria.
Er zijn diverse eisen waar je bij biobased materialen rekening mee moet houden - de belangrijkste afweging is dat het materiaal gevalideerd en gecertificeerd is. Daarmee bedoelen we: een bouwende partij kan er garantie op geven en risicodragend zijn. Het materiaal moet terug te vinden zijn in de nationale milieu database (NMD) of NIBE.
Specifieke eisen die je kunt stellen zijn de volgende:
- Bescherming tegen vocht en schimmel
- Regelmatige inspecties inplannen
- Periodieke behandelingen
- Aanpassingen van ontwerp en toepassing op basis van het gebruikte materiaal mogelijk maken
- Specifieke reiningsmethoden
Er zijn verschillende voor- en nadelen van biobased materialen.
Voordelen:
- Duurzamere optie, makkelijker hernieuwbaar en lage milieu-impact
- Klimaatvriendelijk, nemen CO2 op
- Gezond binnenklimaat, minder chemische emissies
- Esthetische waarde
Nadelen:
- Gevoeligheid voor vocht en schimmel
- Onderhoudsintensiever
- Beperkte levensduur
- Complexiteit van behandelingen
De publicatie Houtbouwmythes ontkracht biedt een eerlijk overzicht van de kansen en uitdagingen van houtbouw. Of neem eens een kijkje bij the exploded view om zelf te ervaren wat biobased materialen kunnen.
Op dit moment zijn meet- en bepalingsmethoden voor het berekenen van de mate van CO2-opslag nog in ontwikkeling. Nu kan je gebruik maken van de rekenmethodiek die door SGS Search is opgesteld, in opdracht van het Ministerie van BZK
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Het produceren en verwerken van materialen zorgen gedurende hun gehele levenscyclus voor een belasting van het milieu. Dit start bij de oorsprong: de keuze van grondstoffen. Door te kiezen voor materialen met een hergebruikte of gerecyclede oorsprong, voorkom je de winning van nieuwe milieubelastende grondstoffen. Een andere manier om milieu impact te beperken, is het kiezen voor materialen met een natuurlijke, snel hernieuwbare oorsprong: biobased.
Materiaalgebruik met een hernieuwbare, hergebruikte of gerecyclede oorsprong wordt uitgedrukt als percentage van de totale materiaalmassa. Dit percentage bereken je conform de Leidraad meten van circulariteit CB’23 versie 3.0. Verschillende tools brengen je score in kaart.
Een hoog percentage materiaalgebruik met hernieuwbare, hergebruikte of gerecyclede oorsprong behaal je door te kiezen:
- voor materialen met bovengenoemde oorsprong.
- te starten met de zwaarst wegende onderdelen (massa/kg), zoals de constructie. Tip: Combineer je materiaalkeuze met focus op een lage milieu impact en hoge losmaakbaarheid voor optimaal resultaat.
Materialen zorgen gedurende hun gehele levenscyclus voor een belasting van het milieu. Bij hergebruikpotentie ligt de focus op hetgeen er aan het einde van deze cyclus gebeurt.
De hergebruikpotentie van materialen wordt uitgedrukt als percentage van de totale massa. De waardes per scenario stel je vast met een Building Circularity Index-berekening (BCI) of conform de Leidraad meten van circulariteit van Platform CB’23.
Het materiaalgebruik voor een gebiedsontwikkeling breng je in kaart door middel van een materiaalstroomanalyse of een grondstofstroomanalyse. Op basis van een beoogd programma kan je een prognose doen van de grondstofstromen die in het gebied plaats gaan vinden. De prognose gebeurt op basis van referenties en kengetallen. Op basis van bestaande programmering en toekomstige plannen kunnen materiaalstromen worden voorspeld. Aan al deze materiaalstromen kan ook een milieu-impact worden toegekend. Deze analyse geeft een extra circulaire laag bovenop een traditionele ruimtelijke analyse, en biedt handvatten aan stedenbouwers en planologen om te kunnen plannen en ontwerpen aan de hand van de materiaalstromen in het gebied. Zo kunnen ze kringloopsluiting proactief meenemen in de ruimtelijke plannen en het programma van een wijk. Je kan hierover meer lezen in het Handboek Circulaire Gebiedsontwikkeling.
Tijdens het ontwerpen kan dit door “Form follows availability” aan te houden, in geval van hergebruikte materialen. In het concept “Form follows availability” wordt rekening gehouden met lokale beschikbare materialen, de levensduur van een gebouw en materialen, plus de veerkracht tegen veranderende functies, cultuur en klimaat. Het concept laat zien dat circulariteit en materiaalgebruik de impact van een gebouw kunnen verlagen. Bij het plannen kan dit door ruimte te houden in ontwerp (qua vorm en esthetiek) om op tijd in te spelen op de markt.
Daarnaast is het van belang om te leren van bestaande voorbeelden. Denk bij het ontwerpen en plannen vanuit een levenscyclusperspectief, dus niet alleen aan het huidige gebruik van materialen. Houd ook rekening met de volledige levenscyclus, inclusief productie, transport, gebruik en einde levensduur van materialen. Leer over verschillende materialen, hun eigenschappen en de milieueffecten. En ontwerp en plan voor demontage en hergebruik: toets gedurende het ontwerp hoe gemakkelijk materialen kunnen worden gedemonteerd en hergebruikt.
Het is mogelijk om secundair materiaal tijdig in bulk aan te leveren op locatie, mits daar een overkoepelend logistiek plan voor in werking wordt gezet. Het is noodzakelijk om een logistiek plan te maken om deze materialen naar de locatie te brengen. Daarnaast kan het inrichten van een circulaire hub helpen om de logistiek te ondersteunen en de materialen beschikbaar te stellen. Deze verkenning van circulaire bouwhubs kan hierbij inzicht bieden.
Circulair materiaalgebruik is mogelijk door:
1. Als gemeente in het handboek openbare ruimte (OR) eisen op te nemen voor het gebruik van gerecyclede materialen, herbruikbare materialen en/of materialen met een lage milieu-impact (biobased), bijvoorbeeld in percentages.
2. In het beeldkwaliteitsplan ruimte te bieden om hergebruikte en biobased producten toe te passen en vooral vooraf niet dicht te timmeren.
3. Het gebruik van oogstkaarten, een soort marktplaats voor secundaire materialen. Deze bieden de mogelijkheid secundaire spullen te kunnen kopen ten tijden van inkoop/gebruik, op basis van wat er beschikbaar is.
4. Het beperken van inkomende materialen in het gebied. Denk hierbij aan delen:
- Deel mobiliteit
- Deel functies/multifunctioneel gebruik
- Uitwisseling van gebruiksvoorwerpen
5. Modulair ontwerp: gebouwen en infrastructuur worden ontworpen met componenten die gemakkelijk kunnen worden gedemonteerd en/of hergebruikt.
6. Definiëren van eisen voor het minimaliseren van milieueffecten tijdens de productie, het transport en de installatie van materialen.
7. Het aanmoedigen van levensduurverlenging door eisen te stellen voor renovatie en hergebruik van gebouwen en infrastructuur in plaats van sloop en nieuwbouw.
Het kiezen tussen deze aspecten is een complexe beslissing die vaak afhangt van de specifieke context van een project, de doelstellingen en prioriteiten van de belanghebbenden en de beschikbare middelen. Het is daarom niet makkelijk om een eenduidig antwoord te formuleren , maar hier zijn enkele stappen die kunnen helpen bij de afweging:
- Bepaal projectdoelstellingen: het vaststellen van prioriteiten helpt bij het nemen van beslissingen.
- Als milieu-impact en belangrijke overweging is voer dan een levenscyclusanalyse (LCA) uit om de impact van verschillende keuzes te evalueren.
- Budget: als kosten een belangrijke factor zijn maak een gedetailleerder budget overzicht en overweeg financiële implicaties van verschillende ontwerp- en materiaalkeuzes.
- Ontwerp en esthetiek: als de architectonische kwaliteit een prioriteit is, zoek dan samenwerking met architecten die ervaring hebben met creatieve oplossingen om te komen tot een circulair ontwerp.
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Tijdens het bouwproces ontstaan reststromen van materialen: rest-, knip- en snijafval. Deze indicator stuurt hier tweeledig op. Ten eerste voorkom je aan de bron dat deze stromen ontstaan. En ten tweede wil je de reststromen, welke toch ontstaan, zo optimaal mogelijk benutten middels een hergebruik- of recyclingscenario. Niet-circulaire opties zijn verbranding of storten. Dan is de cyclus eindig.
De hergebruikpotentie van materialen druk je uit als percentage van de totale materiaalstroom (massa/kg) conform bovengenoemde scenario’s. De waardes bepaal je globaal met een inventarisatie materiaalstromen en aantoonbare afspraken met de afnemende partij(en) betreffende de bestemming.
Je behaalt een goede score door te ontwerpen conform handelsmaten van materialen, waardoor er weinig restmateriaal zal ontstaan. Daarnaast dient er tijdens de bouwfase op locatie ruimte te zijn voor een milieustraat waar verschillende materiaalsoorten gescheiden kunnen worden ingezameld. Dit bevordert de kans op een hoogwaardige herinzet van restmateriaal.
Op basis van het volume of de impact kan worden bepaald waar de grootste kansen liggen voor hergebruik en het verlagen van de milieu-impact. Restmaterialen bij de bouw zijn: verpakkingsmateriaal, of te veel bestelde materialen, resthout, staal en beton (bij metselwerk). Voorbeeldproject: Erasmus MC Rotterdam Dijkzigt.
Er zijn nog geen wettelijke eisen over omgang met het restmateriaal van de bouw. Boven-wettelijk is het niet mogelijk om eisen te stellen, wel kunnen er ambities bepaald worden. Mogelijke zaken om uit te vragen zijn:
Volume / massa % hergebruik in planontwikkeling. De prestaties kunnen worden bepaald op basis van Het Nieuwe Normaal (HNN).
Er zijn verschillende maatregelen die binnen deze ambitie bijdragen aan het gebruik van restmaterialen binnen andere projecten. Door minder keuzes te bieden in verschillende materialen, kan het materiaal wat overblijft breder toegepast worden. Een voorbeeld hiervan is een keuze bieden tussen 10 soorten baksteen i.p.v. 50 soorten baksteen. Restmaterialen kunnen ook beperkt worden door meer prefab te werken. Hierdoor ontstaat minder gemixt afval en de restmaterialen blijven bij de bron in de fabriek. Dit laatste maakt het makkelijk om in een eigen project restmateriaal te gebruiken van andere projecten. Tot slot kan een partij, zoals een producent, verantwoordelijk worden gesteld voor de verplichte terugname van de afvalstroom en/of restmateriaal (vb. MOSA dakbedekking) om deze weer een bestemming te geven.
Er dient tijdens de bouwfase op locatie ruimte te zijn voor een milieustraat waar verschillende materiaalsoorten gescheiden kunnen worden ingezameld. Dit bevordert de kans op een hoogwaardige herinzet van restmateriaal.
Er zijn momenteel veel ontwikkelingen in de markt m.b.t. het tot stand komen van hubs. Er is nog geen eenduidig antwoord bij wie de verantwoordelijkheid ligt. Uiteindelijk is het van belang dat ketenpartners samenwerken om te komen tot de realisatie van circulaire hubs en daarmee de fysieke materialencyclus te sluiten.
Wanneer men meer gaat pre-fabriceren dan ontstaat er minder afval op de bouwplaats omdat activiteiten worden verplaatsen naar de fabriek. Het is wel handig om een ruimte te hebben waar bouwmaterialen en restmaterialen opgeslagen kunnen worden (bijvoorbeeld bij een bouwhub). Afhankelijk van de afspraken die zijn gemaakt in een bouwteam kan mogelijk de opdrachtgever opdraaien voor de kosten. Echter is hier niet een eenduidig antwoord op te geven.
Binnen een lopend project (van o.a. met Buro Kade en gemeente Eindhoven) worden referentie projecten getoetst/bevraagd op: ''Wat heb je beloofd? Wat is er gerealiseerd? Welke (sluip) routes heeft een bouwer/ontwerper genomen en waarom?''. De provincie Noord-Brabant wil deze eisen verzamelen en breed delen om zo reële resultaten te laten tellen.
Maak een bouwteam waarin alle partners meedenken vanuit centrale sturing op circulariteit. Mocht je eisen kunnen stellen voor beter omgang met restmateriaal uit de bouw, dan moet je een inspecteur, sloper, verwerker, architect (voor nieuwbouw), aannemer en ontwikkelaar betrekken.
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Deze indicator is alleen van toepassing op gebieden met een sloop-nieuwbouw of een transformatie-opgave. Het betreft de hergebruikpotentie van de grondstromen en uitkomende materialen. Positieve opties zijn: je behoudt een gebouw- of gebiedsonderdeel, je past een uitkomend materiaal nogmaals toe (hergebruik) of je recyclet het materiaal. Een niet-circulaire optie is verbranding of storten.
De behouden onderdelen druk je uit als percentage van het totale BVO (gebouwen) of van het totale oppervlak m2 (infra). De hergebruikpotentie van materialen en grondstromen leg je vast in een afvalstoffendossier en toon je als percentage van de totale materiaalstroom (massa) o.b.v. bovengenoemde scenario’s: hergebruik, recycling, verbranden of storten.
Je stuurt op een hoog percentage voor zowel gebouwen als de openbare ruimte inclusief objecten en grondstromen. In je gebouw- en gebiedsontwerp focus je op behoud of hergebruik van de zwaarstwegende onderdelen op locatie. Zoals het behoud of herinzet van constructies en de gebouw-schil, herbenutting van aanwezige (infrastructurele) objecten in de openbare ruimte. En een gesloten grondbalans.
Op basis van het volume of de impact kan worden bepaald waar de grootste kansen liggen voor hergebruik en het verlagen van de milieu-impact. Restmaterialen met een groot volume bij sloop zijn: asfalt, beton straatstenen en gebakken klinkers (straat bakstenen). Bij gebouwen gaat dit om: beton, kalk, zand, steen, baksteen en hout. Naast het kijken naar materialen moet er in een gebied ook gekeken worden naar structuren die blijven bestaan in het gebied. Denk bijvoorbeeld aan het aantal m2 gebouwen die behouden blijven of een herbestemming krijgen. Op voorhand is niet altijd duidelijke welke materialen vrijkomen. Hierin helpt de volgende geschetste aanpak:
1) Breng de beschikbare grondstoffen en materialen in kaart.
2) Breng deze onder in een materiaaldatabase, inclusief visualisatie.
3) Geef architecten de opdracht en de mogelijkheid om vanuit deze materiaaldatabase te ontwerpen.
4) Breng kansen en de toegevoegde waarden die je realiseert in kaart.
Deze beslisboom kan richting geven in hoeverre een bestaand gebouw circulair kan worden gesloopt of herbestemd. Het is een praktisch hulpmiddel oor de kwaliteitstoetsing van (mogelijk) her te gebruiken bouwproducten voor alle betrokken partijen.
Maak per laag een hiërarchie voor wat je er idealiter mee zou willen doen (behouden, hergebruik, refurbish, etc.), plus welke informatie er nodig is om deze keuze te maken (bijv. hergebruik mits niet toxisch).
Er zijn nog geen wettelijke eisen over het omgang met het restmateriaal voor de sloop. Boven-wettelijk is het niet mogelijk eisen te stellen, wel kunnen er ambities bepaald worden. Mogelijke zaken om uit te vragen zijn:
Volume / massa % hergebruik in planontwikkeling. Prestaties kunnen worden bepaald op basis van Het Nieuwe Normaal (HNN).
Bekijk of er fysiek ruimte is en of de juiste (milieu)vergunningen er zijn. Bij een fysieke ruimte kan je denken aan grondbanken, materialen hubs voor herbestemming of tijdelijke opslag.
Beleidsmatig kan je in het plan in de ontwerpfase eisen stellen voor producten. Bijvoorbeeld de eis: een ruimte zo ontwikkelen dat materialen die vrijkomen voor X% worden hergebruikt.
Zorg voor een flexibel definitief ontwerp als opdrachtgever. Hierdoor kunnen laat in het proces nog beschikbare materialen uit hergebruik toegepast worden.
Dat kan door de juiste partners te betrekken die de ervaring hebben voor het uitvoeren van een quickscan op gebiedsniveau. Voor een tijdige en effectieve inventarisatie kan je zorgen door het verplicht stellen van een gebouw-inventarisatie en het opstellen van materialenpaspoort voor bestaande gebouwen en openbare ruimte objecten met waarde en potentiële milieu-impact reductie. Hiermee stimuleer je de markt om ervaring op te doen op het maken van quickscans op gebiedsniveau en komen er steeds meer potentiële partners beschikbaar.
Er zijn momenteel veel ontwikkelingen in de markt m.b.t. het tot stand komen van hubs. Er is nog geen eenduidig antwoord bij wie de (financiële) verantwoordelijkheid ligt. Uiteindelijk is het van belang dat ketenpartners samenwerken om te komen tot realisatie van circulaire hubs en daarmee de fysieke materialencyclus te sluiten. Deze verkenning van circulaire bouwhubs en dit interview over het matchen van materialen kunnen hierbij inzicht bieden.
Maak een bouwteam waarin alle partners meedenken vanuit centrale sturing op circulariteit. Mocht je eisen kunnen stellen voor beter omgang met restmateriaal, dan moet je een inspecteur, sloper, verwerker, architect (voor nieuwbouw), aannemer en ontwikkelaar betrekken. Bekijk ook dit voorbeeld over practice what you preach: TNO bouwt circulair.
De Herbruikbaarheidsscan van Rijkswaterstaat is een mogelijke tool die daarbij voor objecten in de openbare ruimte kan helpen. Hierin leg je de volgende gegevens vast: generieke gegevens, restlevensduur, losmaakbaarheid, constructieve veiligheid en milieukundige aspecten. Met het inzicht dat de tool biedt, kunnen kansen voor hoogwaardig hergebruik vroegtijdig gesignaleerd worden en wordt het mogelijk om op hergebruik te sturen.
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Het produceren en verwerken van materialen zorgen gedurende hun gehele levenscyclus voor een belasting van het milieu. Bij hergebruikpotentie ligt de focus op hetgeen er aan het einde van deze cyclus gebeurt. Een positieve optie is: een producent neemt een materiaal terug voor hergebruik (na kwaliteitscheck- of upgrade) of als gerecyclede grondstof voor nieuwe materialen. Een niet-circulaire optie is verbranden of storten. Dan is de cyclus eindig.
De hergebruikpotentie van materialen wordt uitgedrukt als percentage van de totale massa conform bovengenoemde scenario’s. Welk verwerkingsscenario einde levensduur een materiaal heeft, lees je af in de EPD, fase C3-C4 van de Levens Cyclus Analyse (LCA) van een product.
Een hoog percentage behaal je door te kiezen: - voor materialen met een positief eindscenario: hergebruik of minimaal recycling. - te starten met de zwaarst wegende onderdelen (massa/kg), zoals de constructie. Tip: Combineer je materiaalkeuze met focus op een lage milieu impact en hoge losmaakbaarheid voor optimaal resultaat.
Wanneer nieuwe gebouwen, infrastructuur en andere objecten in de openbare ruimte het einde van hun levensduur hebben bereikt, moet hoogwaardig hergebruik mogelijk zijn om met minimale impact de toekomstige bouw mogelijk te maken. Het vastleggen van de materialisatie in een materialenpaspoort kan van waarde zijn om inzicht te hebben in het materiaal aanwezig op het plot, zodat bij een vervolg project in de nabije omgeving gebruik gemaakt kan worden van de aanwezige materialen. Platform CB’23 heeft een leidraad opgesteld voor het gebruik van paspoorten voor de bouw.
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
In het ontwerp moet er vanuit gegaan zijn dat de functie op den duur wijzigt en dat de materialen dan hergebruikt kunnen worden.
Het ontwerp van een locatie moet in eerste instantie bedacht zijn met het idee om van (een deel van) de materialisatie de levensduur te verlengen. Uitgangspunten die meegenomen kunnen worden zijn: Flexibel ruimtes indelen, modulariteit, losmaakbare constructies, droge verbindingen, aandacht voor onderhoud en adaptieve infrastructuur.
Een hoge score behaal je door te kiezen:
- voor materialen met een positief eindscenario: hergebruik of minimaal recycling.
- te starten met de zwaarst wegende onderdelen (massa/kg), zoals de constructie.
Hergebruikpotentie moet niet alleen bij het ontwerp, maar ook daarna bij onderhoud en restauratie worden geborgd. Het verzamelen van gegevens van de gebouwen en daar goed inzicht in hebben is essentieel. Dit kan door een quickscan van de portefeuille uit te laten voeren, of een digital twin te ontwikkelen in bijvoorbeeld BIM. Kijk hiervoor ook naar leidraden over toekomstig hergebruik van Platform CB'23.
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl
Heb je een goede suggestie, stuur een mail naar info@cirkelstad.nl