Past de ambitie van jouw organisatie bij de projecten die je wilt realiseren?
Kijk hierbij zowel naar de klimaattransitie (bijv. op CO2, stikstof) als de materialentransitie (bijv. aandeel biobased, secundair). Welke doelen onderschrijf je als organisatie, al dan niet ondersteund door Europese raamwerken?
Het Nieuwe Normaal (HNN) kan je daarbij helpen. Dit raamwerk maakt circulariteit eenduidig en inzichtelijk, op basis van bestaande meetmethodieken uit de markt. Weet wat je gaat uitvragen, hoe je dat doet en hoe je wilt dat er opgeleverd wordt (monitoring). Hanteer hiervoor de besluitvormings-hiërarchie:
-
Bouw dan in ieder geval in hybride samenstelling. Volg hierbij de principes onder (2). Om te voldoen aan brandveiligheid en constructieve eisen, zal je vaak niet ontkomen aan de toepassing van (secundair) beton en staal. Naast hergebruik zijn er dan ook andere strategieën om je emissies en milieu-impact te verkleinen, zoals:
bijvoorbeeld door het inzetten van bouwhubs. Biobased bouwelementen zijn doorgaans lichter en kunnen met elektrisch materieel gemonteerd worden, waardoor emissies (zoals stikstof) op de bouwplaats verminderd worden. Door slimme bouwlogistiek kan ruim 60% van de transportbewegingen beperkt worden wat ook voordelig is voor de milieu-impact én overlast.
Kijk bijvoorbeeld ook eens naar de milieu-impact, materiaalgebruik en waardebehoud.
In de initiatieffase identificeert de opdrachtgever infrastructurele behoeften, voert haalbaarheidsstudies uit, analyseert belanghebbenden, beoordeelt ruimtelijke ordening en financiën, en ontwikkelt uitgangspunten voor een ontwerp. Dit vormt de basis voor verdere planning en uitvoering. De opdrachtgever bepaalt in deze fases de ambities voor het project, inclusief circulariteit nog zonder vast te zitten in eerder gemaakte keuzes. Deze ambities leiden tot gerichte doelstellingen en maatregelen in volgende fasen.
Niet doen wat niet nodig is - preventie - is met name in initiatieffase een belangrijk circulair ontwerpprincipe. Hierbij geldt dat de vraag gesteld moet worden of het project noodzakelijk is en of de voorziene invulling anders kan of op hoger niveau tot de gewenste effecten leidt
Benut waarde van bestaande infrastructuur - waardebehoud - Is vervolgens in initiatieffase mogelijk relevant. Waar kan gebruik gemaakt worden van bestaande infrastructuur in om in de behoefte te voorzien.
Neem circulariteit zo vroeg mogelijk mee, het liefste al in het integrale gebiedsontwikkeling stadium. In de planfase liggen namelijk de grootste kansen.
Sluit met je projectambitie aan op de nationale-, provinciale- of gemeentelijke doelstellingen op duurzaamheid, transitiepaden Klimaatneutrale en Circulaire Infraprojecten (KCI) en sector akkoorden. Maak vanuit deze doelstellingen en visie een vertaalslag naar het project.
Voer een omgevingswijzer sessie uit om te bepalen waar kansen liggen voor duurzaamheid en circulariteit. Circulariteit in de omgevingswijzer sluit aan om Het Nieuwe Normaal waarbij gebruik gemaakt kan worden van de Standaard (S) waarden als invulling van de ambitie.
Voer een ambitieweb sessie uit om voor verschillende duurzaamheidsthema’s, waaronder circulariteit, de ambitie te bepalen.
Focus op een selectie van circulaire thema’s uit HNN waar de meeste kansen liggen.
Evalueer en borg geleerde lessen in interne processen zodat deze in een volgend project vanzelfsprekend worden.
Weet welke voordelen bepaalde circulaire strategieën met zich meebrengen, om zo ook mandaat te krijgen binnen het team en de organisatie. Bijvoorbeeld de hoge mate van CO2 opslag in biobased materiaal, maar ook het relatief lichte gewicht waardoor en minder (zwaar) transport mogelijk is en je in potentie volledig elektrisch kan bouwen. Industrieel bouwen heeft als voordeel dat je tijdwinst behaald op proces, bouwtijd en ontwerp, naast verminderde faalkosten.
Betrek gebruikers in nieuwe samenwerkingsvormen/participatie. Zorg dat wat je creëert aansluit bij de wensen van de uiteindelijke gebruikers en omwonenden.
Stel een gezamenlijke visie op door de stakeholders uit te nodigen en eigenaarschap te creëren. Zorg dat je hele projectteam is aangehaakt en kan aangeven wat hun eigen belangen en bedenkingen zijn. Het draait met name om het faciliteren en voeren van het gesprek; als je dit ter sprake stelt volgen hieruit een inkoopbeleid, processtappen en toetsingscriteria. Maak dit een vast onderdeel van ieder project (ander team = andere expertise).
Tijdens de verkenningsfase wordt het probleem geanalyseerd en worden mogelijke oplossingen overwogen. Hiervoor worden schetsontwerpen (SO) opgesteld die in sommige gevallen al verder uitgewerkt worden in de verkenningsfase. De opdrachtgever beslist of het project intern wordt uitgevoerd of uitbesteed aan een externe partij. In deze fase worden ook circulariteitsdoelstellingen vastgesteld om de ambities te realiseren.
Niet doen wat niet nodig is - preventie - is ook in de verkenningsfase een belangrijk circulair ontwerpprincipe. In deze fase geldt dat de vraag gesteld moet worden of diverse functies binnen project noodzakelijk zijn en of de voorziene invulling anders kan.
Benut waarde van bestaande infrastructuur - waardebehoud - Is vervolgens in verkenningsfase relevant. Waar kan gebruik gemaakt worden van bestaande infrastructuur in om in de behoefte te voorzien.
Verken hoe zoveel mogelijk waarde voor de langere termijn met zo min mogelijk materiaal gecreëerd kan worden - waardecreatie. In deze vroege fase kan al nagedacht worden op hoger niveau over toekomstbestendig ontwerp en ontwerp voor meerdere levenscycli.
Bij hoge ambitie (koplopers) overweeg contractvormen die innovatie stimuleren. Denk daarbij aan geïntegreerde contractvormen, bouwteamovereenkomsten.
Voor kleinere projecten (RAW) of die met een lagere ambitie is eenvoudige sturing op circulariteit noodzakelijk. Dit kan zijn in de vorm van voorschrijven van maatregelen of gunningscriteria die aansluiten op het bestek.
Indien van toepassing, gebruik het ambitieweb om de ambities uit de initiatieffase te vertalen naar concrete doelstellingen
Selectie- en gunningscriteria Bepaal op basis van het ambitieweb gestelde ambities, standaard waarden in Het Nieuwe Normaal of andere doelstellingen de selectie- en gunningscriteria. Voor milieu-impact is sturen op MKI gebruikelijk. Dit kan in verschillende vormen afhankelijk van de ambitie en mogelijkheden. Daarbij kunnen minimumeisen op MKI gesteld worden aan materialen, handig voor kleinere projecten. Ook kan MKI als fictieve korting worden meegenomen, waarbij inschrijvers het ontwerp doorrekenen met rekeninstrument DuboCalc.
Inkoop- en aanbestedingsproces Voor het selecteren van een opdrachtnemer kan naast selectie en gunningscriteria gebruik gemaakt worden van de CO2-prestatieladder en gebruik gemaakt worden van roadmap circulair inkopen.
Maak een goede score leidend in de beoordeling, maar blijf ook scherp op de achterliggende keuzes die de score beïnvloeden (en hoe realistisch deze zijn). Eventueel kan hier ook gebruik gemaakt worden van een taakstellend budget (sturend op resultaat in plaats van uren).
Leg afspraken contractueel vast. Bijvoorbeeld welke HNN indicatoren zijn opgenomen in het plan én hoe daar op getoetst wordt van ontwerp tot en met realisatie. Gebruik hier de huidige meetmethodieken/tools uit het raamwerk voor.
i. Bijvoorbeeld: Leg duidelijk in de contracten vast welke uitgangspunten moeten worden gehanteerd. ii. Leg duidelijk in contracten vast hoe omgegaan wordt met wijzigingen aan de MKI-waarde (bijvoorbeeld een boeteclausule) iii. Weet interne of externe expertise & contractteksten m.b.t. MKI te vinden, deze expertise kan intern zitten maar is ook extern in te huren.
Of: Geef contractueel een aantal ontwerpprincipes mee voor circulaire werken.
Evalueer en borg geleerde lessen in interne processen zodat deze in een volgend project vanzelfsprekend worden.
Zekerheid vs. innovatieruimte: Timmer je uitvraag niet dicht, maar laat ruimte over aan de markt (ontwerpteam) om te kijken welke (beschikbare) materialen en hun hergebruikpotentie passen bij het realiseren van een lage milieu-impact van het project. Onconventionele materialen passen niet altijd binnen de huidige bouwmethoden (denk aan hoogte beschikbare deuren, materiaal-efficiënte overspanningslengte in hout) - laat sturen op standaard afmetingen en andere beperkende eisen dus los. Wel kan je sturen op:
i. Toegepast percentage biobased of secundair materiaal in het ontwerp;
ii. Materiaalgebruik met hoge hergebruikpotentie;
iii. Voorkomen van eindig materiaalgebruik (refuse), of indien noodzakelijk om te voldoen aan functionele eis (reduce).
iv. Blijf dan wel weg van mazen in je contract door uitdrukkingen als “biobased, of vergelijkbaar”.
v. Lokaal geproduceerde materialen en verminderde transportbewegingen verkleinen de uitstoot van het materiaal aan de voorkant.
Aandacht voor partnerselectie: samenwerkingsvorm én de juiste mensen. Bijv. door assessment voor bouwteam.
a. Verken de type samenwerking (e.g. sloper betrekken, innovatie ontwikkeling, nieuwe partijen aanhaken). Partnerselectie – hoe stel ik mijn bouwteam samen. Inhuren van de juiste expertise, denk aan een circulaire/biobased projectleider
b. Bepaal de inkoopstrategie in samenspraak met de markt door het houden van een marktconsultatie – waar kan de markt aan voldoen en onder welke voorwaarden? Het Nieuwe Normaal kan hier ook functioneren als eenduidige taal, zorg dat opdrachtgever en opdrachtnemer hetzelfde verstaan onder circulair bouwen en de op te sturen indicatoren.
Bepaal een monitoringsstrategie,
a. Bijvoorbeeld hoe om te gaan met wijzigingen in MKI- berekeningen na gunning, wanneer dit niet is vastgelegd in het contract. Vraag de ontwikkelaar om een voorstel voor omgang met de wijziging in MKI, met name de MKI veroorzaakt onder eigen verantwoordelijkheid. Vraag de ontwikkelaar de oorzaken van een eventuele wijziging van de MKI-waarde duidelijk uiteen te zetten. Vraag hierbij óók naar de verantwoordelijke bij elke oorzaak Ga de oorzaken van de wijziging van MKI-waarde zelfstandig na, middels interne of externe expertise, en vergelijk dit met antwoord 1 Spreek samen een duidelijke, nieuwe MKI-maximumwaarde af, en op welke momenten deze geverifieerd moet worden Ontwikkel o.b.v. bovenstaande informatie een advies tot omgang met de wijziging richting directie.
Bepaal een strategie voor vastleggen van data, bijv. door de inzet van een materialenpaspoort.
Wijs ontwikkelende partijen op subsidiemogelijkheden voor circulair bouwen. Vanuit het Rijk en EU bestaan er verschillende mogelijkheden om via subsidies projecten te financieren. Een voorbeeld is de Subsidie- en financieringswijzer van het RVO.
Breng potentiële donorwerken in eigen portfolio in kaart met een Areaalscan.
In de ontwerpfase worden gedetailleerde plannen ontwikkeld op basis van verkenningsresultaten door een ingenieursbureau of door de opdrachtgever zelf. Dit omvat technische specificaties, kostenramingen en milieuoverwegingen. Het definitieve ontwerp legt de basis voor de daadwerkelijke uitvoering van het project. Daarnaast wordt er een beslissing genomen over de inzet van een externe partij. Deze fase resulteert in een projectbeslissing, waarin wordt vastgelegd hoe het probleem wordt opgelost. In de ontwerpfase werk je de duurzame maatregelen en ontwerpkeuzes uit. In deze fase wordt het Voorlopig Ontwerp (VO), Definitief Ontwerp (DO) en vaak ook het Uitvoeringsontwerp (UO) gemaakt. In deze fase
wordt synergie tussen circulariteitsmaatregelen bereikt worden belangrijke keuzes worden gemaakt. De circulaire strategie omgezet in keuzes voor materialisatie, constructie en verbindingen. In deze fase moet ook nagedacht worden over waar de materialen vandaan te halen (waar mogelijk sluiten van kringlopen).
Ontwerp volgens de circulaire bouw-principes
a. Niet doen wat niet nodig is - preventie - is ook in de ontwerp een belangrijk circulair ontwerpprincipe. In deze fase geldt dat voor onderdelen van het ontwerp afgewogen kan worden of deze noodzakelijk zijn voor de beoogde functie.
b. Benut waarde van bestaande infrastructuur - waardebehoud - Is vervolgens in ontwerp relevant. De bestaande infrastructuur op locatie of onderdelen vanuit andere werken kunnen worden ingepast in het ontwerp.
c. Verken hoe zoveel mogelijk waarde voor de langere termijn met zo min mogelijk materiaal gecreëerd kan worden - waardecreatie. De ontwerpfase is essentieel voor het verder vormgeven van een ontwerp gericht op waardecreatie. Hieronder behoren ontwerp voor meerdere levenscycli, toekomstbestendig ontwerp, ontwerp voor optimaal beheer en onderhoud, ontwerp voor duurzaam materiaalgebruik en ontwerp voor minimaal grondstof- en energiegebruik in aanleg en gebruiksfase.
Sturen, meten, bijsturen (toetsing en acceptatie): laat de plannen tijdig op haalbaarheid en realiteit beoordelen door een specialist, ook als tegengas richting een (naïeve/te ambitieuze/stiekem te scherp inschrijvende) ontwikkelaar. Las bij het VO, DO en UO toets-momenten in, waar door de marktpartij moet worden aangetoond in hoeverre de circulaire ambities behaald zijn, bijvoorbeeld door het doorvragen tijdens een workshop.
Check op het opstellen van een materialenpaspoort. Indien er kwantitatief gestuurd wordt op circulariteit dan kunnen bij een VO de materialen in kaart gebracht worden, om deze te verfijnen/aan te passen in de DO-fase.
Evalueer en borg geleerde lessen in interne processen zodat deze in een volgend project vanzelfsprekend worden.
Voorbeeldprojecten kunnen inspireren tot het vinden van oplossingen. Ga geen dingen doen waar je geen verstand van hebt, of niet enthousiast van wordt. Bouw voort op positieve energie en ambitie en kijk vooral naar wat er wél kan. Stimuleer elkaar daarnaast om een stapje extra te zetten.
Streef naar een haalbaar en ambitieus ontwerp. Vraag de markt wat ze kunnen en hoe ze dat zo goed mogelijk kunnen doen. en denk actief mee met de ontwikkelende partijen over welke circulaire oplossingen zij toepassen. Vraag bij onmogelijke of onhaalbare maatregelen om een minimaal gelijkwaardig circulair alternatief. Dit is bijvoorbeeld aan te tonen met een MKI- of LCA-berekening (levenscyclusanalyse) van het product.
Evalueer periodiek ook de samenwerking tussen de opdrachtnemer en de opdrachtgever. Door dit te laten begeleiden door een onafhankelijk gespreksleider versterkt dit vaak de relatie, de teamidentiteit, het vertrouwen en komt de gezamenlijke ambitie weer naar de voorgrond in plaats van de waan van de dag.
In een circulair projectteam is meer onzekerheid over bijvoorbeeld beschikbaarheid, kwaliteit, garanties op herbruikbare materialen. Sommige nieuwe circulaire keuzes pakken goed uit en sommige minder. Er is meer onderlinge afhankelijkheid. Daarom is het belangrijk om transparant te zijn, een gemeenschappelijk budget voor testen en onvoorziene kosten op te nemen en een open boekhouding te hanteren. Uitvoering in bouwteam biedt deze mogelijkheden.
Schakel hierbij in een vroeg stadium externe (uitvoerings)kennis in van (sloop-)aannemers. Praat met slopers en neem daar de tijd voor om drie redenen: 1. Zijn er bepaalde materialen nu beschikbaar om mee te ontwerpen? Je hebt ook tijd nodig om het ontwerp hierop aan te passen. 2. Ze kunnen vertellen hoe je een gebouw het makkelijkst uit elkaar kunt halen zodat je gebouw nu goed ontworpen wordt. 3. Zorg voor een demontagehandleiding (die de sloper ook begrijpt), en integreer die in je rapportage en BIM
Integreer de prestatie indicatoren uit HNN in ontwerpprocessen, voor grip op de effectiviteit van maatregelen. Dit kan door in verschillende ontwerpstadia (SO, VO, DO, UO) deze indicatoren te berekenen (DuboCalc voor MKI) of bijvoorbeeld in BIM deze koppeling te maken.
Maak gedurende het ontwerpproces afwegingen op belangrijke indicatoren, zoals de standaard waarden in HNN. Dit kan in de vorm van trade-off/afwegingsmatrices met kwantitatieve en kwalitatieve aspecten. Hierin kunnen ook andere aspecten meegenomen worden bijvoorbeeld de Total Cost of Ownership (TCO)
In de aanbestedingsfase wordt het definitieve of uitvoeringsontwerp via openbare inschrijving aan aannemers voorgelegd. Biedingen worden ingediend, en het winnende bod markeert het startpunt van de projectuitvoering door de gekozen aannemer. Hier vertaal je circulaire ambities naar concrete eisen, waarmee je aanbieders vergelijkt en streeft naar maximale circulaire impact.
In grote projecten met hoge ambitie is de aannemer soms al eerder geselecteerd als onderdeel van het bouwteam. Dit biedt kansen om vroegtijdig mee te denken. Bij kleinere projecten is deze samenwerkingsvorm minder gebruikelijk en zal de aannemer het bestek uitvoeren. Ook in het bestek ligt ruimte voor circulaire maatregelen.
Aanbesteding van een circulair project vraagt om gunning op circulariteit naast prijs. Dit kan via de Beste Prijs Kwaliteitsverhouding (BPKV)-criteria op verschillende manieren zoals beschreven in de verkenning. De aannemer toont aan op basis van berekeningen of maatregelen hoe het aanbod zich onderscheid van de competitie.
Heldere selectie- en gunningscriteria: Voor milieu-impact is sturen op MKI gebruikelijk. Dit kan in verschillende vormen afhankelijk van de ambitie en mogelijkheden. Daarbij kunnen minimumeisen op MKI gesteld worden aan materialen, handig voor kleinere projecten. Ook kan MKI als fictieve korting worden meegenomen, waarbij inschrijvers het ontwerp doorrekenen met rekeninstrument DuboCalc.
Inkoop- en aanbestedingsproces: Voor het selecteren van een opdrachtnemer kan naast selectie en gunningscriteria gebruik gemaakt worden van de CO2-prestatieladder en maak gebruik van roadmap circulair inkopen.
Inspraak vanuit opdrachtnemers zorgt voor eenduidige interpretatie van de ambities en gelijk speelveld. Eenduidige en heldere communicatie hierover moet verzorgd worden door de opdrachtgever.
Evalueer en borg geleerde lessen in interne processen zodat deze in een volgend project vanzelfsprekend worden.
Het goed overbrengen van je wensen en ambities aan de opdrachtnemer
Samenwerkingsvormen waarbij een aannemer al vroegtijdig in het ontwerp mee denkt zorgen voor meer innovatiekracht en biedt kansen om een hoge ambitie op circulariteit te verwezenlijken.
Het opstellen van goede gunningscriteria waarop je een opdrachtnemer kunt selecteren
Oplossingsvrije criteria bieden ruimte aan de markt om met creatieve en innovatieve oplossingen te komen.
Het controleerbaar maken van maatregelen in de uitvoeringsfase
De realisatiefase omvat de daadwerkelijke uitvoering van het project volgens het goedgekeurde ontwerp. Aannemers brengen plannen tot leven, coördineren werkzaamheden, beheren budgetten en voeren kwaliteitscontroles uit. Het eindigt met de projectoplevering. Hier treden circulaire maatregelen in werking, maar drukfactoren zoals tijd, geld en kennis kunnen impact hebben op ontwerpinclusies.
Houd vinger aan de pols bij inkoop bouw (materialisatie, gebruik van hubs en bouwmarkten, materiaalpaspoort; wordt het digitaal vastgelegd?).
Houd vinger aan de pols bij detaillering. In uitvoering bestaat de kans dat duurzaamheidsmaatregelen niet- of niet effectief worden toegepast. Uitsluiten van kleine afwijkingen op maatregelen is vrijwel onmogelijk maar je kan wel vragen op de hoogte gehouden te worden van toepassing.
Toetsing en acceptatie: vraag om de te bereiken niveaus op HNN indicatoren en naleving van afspraken. Denk bijvoorbeeld aan een aangescherpte MKI-waarde bij realisatie, waarin tussentijdse wijzigingen in materialisatie zijn meegenomen. Analyseer eventuele verschillen met de MKI van de aanbieding en/of ontwerp. Waar zit dat in, en hoe kan dit in een volgend proces voorkomen worden? Wie is waar verantwoordelijk voor, en wat zijn de gevolgen voor niet naleven?
Geef de kwaliteitsborger expliciet mee ook te controleren op de circulaire maatregelen. Per 1 januari 2023 gaat stapsgewijs de Wet Kwaliteitsborging in. De onafhankelijke kwaliteitsborgers zullen ook circulariteit mee moeten nemen in hun toetsing. Neem hierin als opdrachtgever een regie voerende in plaats van controlerende rol.
Voer op basis van het uitvoeringsontwerp een evaluatie uit op Het Nieuwe Normaal. Dit geeft inzicht in hoe het project zich verhoudt tot Het Nieuwe Normaal en hiermee draag je bij aan de ontwikkeling ervan.
Evalueer en borg geleerde lessen in interne processen zodat deze in een volgend project vanzelfsprekend worden.
Onderzoek de mogelijkheid om een locatie ter beschikking te stellen waar her te gebruiken materiaal tijdelijk op te slaan is alvorens ze hergebruikt worden. Dit kan een braakliggend stuk grond of bestaande werf binnen het plangebied of buiten het plangebied zijn.
Voorafgaand aan de uitvoering maakt de uitvoerende partij een BLVC-plan (Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie). Bevraag de uitvoerende partij hoe zij emissies en afval tijdens de bouwactiviteiten beperken. In het Omgevingsplan kan ook een regel opgenomen worden over het beperken van emissies en afval tijdens bouwactiviteiten waarin in het BLVC-plan uitgewerkt moet worden hoe een partij dit doet.
Milieuwinst in de realisatiefase is vaak te halen door slim werk-met-werk te maken. Vaak is dit ook kosten efficiënt zoals een gesloten grondbalans, bouwwegen aan te leggen met hergebruikt materiaal en op plekken waar voorbelasting nodig is.
Geef in de planning van sloopwerkzaamheden de uitvoerende partij de tijd om een nieuwe hoogwaardige bestemming te vinden voor het vrijkomende materiaal. Vaak wordt dit onmogelijk gemaakt door strakke planningen. Meer informatie over circulair slopen (of 'circulair oogsten' in een circulaire economie).
In de beheer- en onderhoudsfase wordt de voltooide infrastructuur officieel aan de opdrachtgever overgedragen. Hier worden beheerstrategieën geïmplementeerd, plannen voor regelmatig onderhoud uitgevoerd, en prestaties gemonitord voor langdurige duurzaamheid en effectieve werking. Beheer kan door externe partijen of de opdrachtgever worden gedaan, afhankelijk van het project. Het eigenaarschap gaat over naar de beheerders, die het project jarenlang onderhouden. Goed onderhoud biedt kansen voor verdere duurzaamheidswinst.
Stuur op circulair onderhoud en beheer middels een meerjaren onderhoudsplan (MJOP).
Controleer of het materiaalpaspoort wordt bijgehouden. Zorg dat je weet wat er in een pand zit (met name na vervanging of reparatie) om te kunnen sturen op het MJOP.
Zoek in de interne/externe portefeuille: waar is wat nodig? Welke (nieuwbouw) projecten lopen er in de regio, waar materiaal voor nodig is?
Circulair slopen aanbesteden: Inventarisatie van vrijkomende materialen en (rest)waardebepaling, in voorbereiding van een nieuwe cyclus. Dit wordt makkelijker wanneer er een paspoort beschikbaar is. Kijk hierbij ook naar de losmaakbaarheid, en herbruikbaarheid en de mate van hoog- of laagwaardige toepassing.
i. Hoe worden projecten op elkaar aangesloten?
ii. Moeten producten worden opgeslagen of opgewerkt in een hub?
iii. Wat blijft er over en kan dat via een marktplaats worden aangeboden?
iv. Hoe wordt de logistiek geregeld?
6. Evalueer en borg geleerde lessen in interne processen zodat deze in een volgend project vanzelfsprekend worden.
i. Wat kunnen we leren van slopers?
ii. Welke materialen/producten niet meer gebruiken?
Blijven monitoren. De ervaringen van realisatie- en beheer kunnen weer lessen opleveren voor het ontwikkelproces en beleid. Daarom is het ook in deze fase van belang om periodiek te evalueren en de lessen toe te passen in volgende projecten en beleid. Daarnaast is het van belang om circulaire initiatieven ook in de gebruiksfase te blijven monitoren. Leveren ze het gewenste resultaat?
Leg nadere circulaire voorwaarden op na een sloopmelding
a. Bij sloopwerkzaamheden dient een sloopmelding te worden gedaan (en in bijzondere gevallen een vergunning te worden aangevraagd). Het bevoegd gezag kan na een sloopmelding nadere voorwaarden opleggen over: het scheiden van en het op de sloopplaats gescheiden houden van het sloopafval in fracties. Art. 7.5 Bbl biedt meer mogelijkheden met maatwerkvoorschriften bij een sloopmelding (of Omgevingsvergunning) dan het huidige art. 1.29 Bouwbesluit.
b. Regels zijn gesteld met het oog op onder andere het waarborgen van duurzaamheid bij het scheiden van bouw en sloopafval op een bouw- en sloopterrein en bij de emissie van stikstofverbindingen bij het feitelijk uitvoeren van de werkzaamheden (zie 7.2 Bbl). Dus je zou dan bijvoorbeeld het gebruik maken van een bouwhub kunnen voorschrijven of informatie over waar de gesloopte materialen naartoe gaan.
In de starterskit vind je een basisuitleg over de verschillende indicatoren achter Het Nieuwe Normaal. Wat is het, hoe meet je het en hoe kun je erop sturen? Wil je meer verdieping op een indicator, kijk dan onderaan bij de verschillende vragen en antwoorden per bouwfase.
Het produceren en verwerken van materialen zorgt voor een belasting van het milieu gedurende haar gehele levenscyclus. Dit start bij de wijze en locatie van grondstofwinning, via de productie van een materiaal, tot toepassing in een object. Én hoe het materiaal na ontmanteling verwerkt wordt. menggranulaat.
Voor infrastructurele objecten stel je een berekening op volgens de Bepalingsmethode milieuprestatie projecten, bijvoorbeeld in DuboCalc. Deze methode bescoort je materialiseringskeuzes en drukt deze uit in een score Milieu Kosten Indicator (MKI) en klimaatimpact (kg CO2-eq). De methode overziet de gehele levenscyclus. Je streeft naar een lage score
Een lage milieu impact bereik je door efficiënt te ontwerpen: minimaal en functiegericht. En materialen te kiezen:
- die gerecycled of hergebruikt zijn;
- met een natuurlijke oorsprong, zoals hout.
- welke dichtbij worden gewonnen en op een efficiënte manier worden geproduceerd. Bijvoorbeeld op een lage temperatuur.
- welke na ontmanteling minimaal worden gerecycled.
De Milieukostenindicator (MKI) geeft de (negatieve) impact op het milieu weer in één getal. Circulariteit wordt in zekere mate ook meegenomen doordat bij het hergebruik van materialen of producten de impact van het productieproces niet nogmaals wordt meegeteld. Ook wordt toekomstig hergebruik van materialen en producten aan het einde van de levensduur beloond door het (positief) meerekenen van de vermeden impact op het milieu van de productieprocessen.
Een manier om te sturen op duurzaamheid en circulariteit met MKI is het berekenen van de MKI voor een kunstwerk op basis van 'business-as-usual' en in de uitvraag inschrijvers belonen voor een reductie in MKI ten opzichte van die referentiewaarde. Dit wordt veelal toegepast bij Beste Prijs-Kwaliteits Verhouding (BPKV)-uitvragen, waarbij een inschrijver korting krijgt op het inschrijfbedrag door het (aantoonbaar) minimaliseren van de MKI van het ontworpen kunstwerk.
MKI-berekeningen worden vaak uitgevoerd door ingenieurs- en adviesbureaus, bijvoorbeeld die zijn aangesloten bij Cirkelstad.
De grootste reducties in MKI kunnen vroegtijdig in het ontwerpproces gerealiseerd worden. Hiervoor is het belangrijk om de MKI integraal onderdeel te maken van de ontwerpkeuzes die gemaakt worden. Hierdoor wordt de milieu-impact inzichtelijk gemaakt en kun je sturen op vermindering van je impact.
Om te kunnen blijven sturen op vermindering van de MKI van een kunstwerk, kan de MKI geborgd worden in de processen van het project, net als de aspecten tijd en geld geborgd zijn. Als opdrachtgever kun je de opdrachtnemer verplichten om op MKI te rapporteren en deze mee te wegen bij ontwerpkeuzes.
Om te kunnen borgen dat de beloofde MKI van een kunstwerk daadwerkelijk wordt behaald in de realisatiefase kan de MKI geborgd worden in de processen van het project, net als de aspecten tijd en geld geborgd zijn. Als opdrachtgever kun je de opdrachtnemer verplichten om op MKI te rapporteren bij afwijkingen in de realisatie op het ontwerp. Indien dit contractueel wordt vastgelegd kan er een boete staan op het niet naleven van beloofde MKI-waardes.
Je kunt een MKI controle berekening laten uitvoeren. Dan heb je alle onderliggende informatie ter verificatie nodig. Specifiek voor asfalt productie kan je Pavement Infomation Modelling (PIM) gebruiken.
Welke informatie moet je uitvragen/laten verzamelen/vastleggen irt de controle op het ontwerp?
Dit is sterk afhankelijk van de contractvorm. Hierin zijn twee mogelijkheden: beheer in een geïntegreerd contract, of apart in een onderhoudscontract.
In het geval van een geïntegreerd contract (zoals een Design, Build & Maintain (DBM) contract) kan gestuurd worden op de MKI-berekening die vooraf wordt opgesteld. Vermindering van MKI in de B&O fase kan dan worden meegenomen in de gestelde eisen en criteria voor de beheerperiode.
In het geval van een apart onderhoudscontract kan gestuurd worden op specifieke verduurzamingsmaatregelen, door deze maatregelen te kwantificeren in MKI. Op deze reductie van MKI kan dan in de aanbesteding van het onderhoudscontract gegund worden.
Ook bij een Design & Construct (D&C) contract kan MKI in de beheerfase meegenomen worden, bijvoorbeeld door de MKI waardes van verschillende materialen en producten inzichtelijk te maken en op te nemen in het asset management systeem. Daarmeekan vervolgens gestuurd worden op vermindering van de MKI tijdens de B&O fase door een andere partij.
Het produceren en verwerken van materialen zorgt voor een belasting van het milieu gedurende haar gehele levenscyclus. Voor materiaalgebonden CO2-uitstoot focus je op een uitsnede van de levenscyclus: van grondstofkeuze tot aan de realisatiefase. Zo stuur je op het inperken van de CO2-uitstoot op de korte(re) termijn. Dit is in lijn met het Akkoord van Parijs en streeft ernaar om de CO2-jas, welke de opwarming van de aarde veroorzaakt, te verdunnen.
Voor infrastructurele objecten stel je een berekening op volgens de Bepalingsmethode milieuprestatie projecten in bijvoorbeeld DuboCalc. Deze methode bescoort je materialiseringskeuzes en drukt deze uit in een score Milieu Kosten Indicator (MKI) en klimaatimpact (kg CO2-eq). De materiaalgebonden CO2-uitstoot lees je af bij fases A1 t/m A5. Je streeft naar een lage score.
Een lage materiaalgebonden CO2-uitstoot bereik je door efficiënt te ontwerpen: minimaal en functiegericht. En materialen te kiezen:
- die gerecycled of hergebruikt zijn;
- met een natuurlijke oorsprong, zoals hout;
- welke dichtbij worden gewonnen en op efficiënte manier worden geproduceerd. Bijvoorbeeld op een lage temperatuur.
- welke na ontmanteling minimaal worden gerecycled.
Materiaalgebonden CO2-uitstoot is onderdeel van het Paris Proof Protocol, dat is ontwikkeld door de Dutch Green Building Council (DGBC) en NIBE. Voor woningbouw zijn waardes vastgesteld waarmee 'Paris Proof' gebouwd kan worden, maar voor infrastructuur en kunstwerken is dit niet bepaald. Op projectniveau zal dus gekeken moeten worden wat een redelijk ambitieniveau is.
Een manier om te sturen op het verminderen van materiaalgebonden CO2-uitstoot is de berekening voor een kunstwerk op basis van 'business-as-usual'. Vervolgens kan een reductie t.o.v. dit scenario meegenomen worden in de aanbesteding als gunningscriterium of kan deze worden meegegeven als plafond.
De grootste reducties in materiaalgebonden CO2-emissies kunnen vroegtijdig in het ontwerpproces gerealiseerd worden. Hiervoor is het belangrijk om materiaalgebonden CO2-emissies inzichtelijk te maken en mee te wegen bij het maken van ontwerpkeuzes. Hiervoor kun je (meestal) de materiaalgebonden CO2-emissies uit je MKI-berekening ophalen.
Om te kunnen borgen dat de beloofde materiaalgebonden CO2-uitstoot van een kunstwerk daadwerkelijk wordt behaald in de realisatiefase kan deze geborgd worden in de processen van het project, net als de aspecten tijd en geld geborgd zijn. Als opdrachtgever kun je de opdrachtnemer verplichten om op materiaalgebonden CO2-uitstoot te rapporteren bij afwijkingen in de realisatie op het ontwerp.
Voor deze keuze zijn geen vragen en antwoorden beschikbaar
Voor deze keuze zijn geen vragen en antwoorden beschikbaar
Het produceren en verwerken van materialen zorgen gedurende hun gehele levenscyclus voor een belasting van het milieu. Bij materiaalgebonden CO2-opslag ligt de focus nog voor start van deze cyclus: de bijdrage milieu impact gedurende het groeiproces van grondstoffen. Zoals hout, vlas of hennep. Deze biobased of ookwel hernieuwbare grondstoffen halen tijdens hun groeiproces CO2 uit de lucht. En slaan deze op in het materiaal. Je perkt de CO2-jas om de aarde en daarmee de opwarming actief in.
Het berekenen van de mate van CO2-opslag is relatief nieuw. De exacte rekenregels rondom de meetmethode zijn nog in ontwikkeling. HNN focust op de rekenmethodiek van SGS Search: berekeningsmethodiek koolstof vastlegging biobased materialen. Bij vaststelling van de rekenregels wordt deze methodiek opgenomen in HNN. Je wilt graag veel CO2 opslaan en streeft naar een hoge score. Let op: Als alternatieve benadering lees de je waardes af bij fase A1-A3 uit de MKI-berekening in DuboCalc.
Een hoge materiaalgebonden CO2-opslag bereik je door materialen te kiezen: - met een natuurlijke oorsprong, zoals hout of vlas; - voor de meest volumineuze onderdelen van een object, zoals een (bovengrondse) constructie.
Materiaalgebonden CO2-opslag is afhankelijk van de toepassing van biobased materialen. Binnen de Infra-/GWW-sector is het bouwen met biobased materialen nog geen gemeengoed en er wordt nog volop verkend hoe de toepassing hiervan vergroot kan worden. Om biobased materialen in een object of kunstwerk toe te passen is het belangrijk om dit vroeg in het proces te verkennen. Het realiseren van een houten viaduct vraagt om een heel ander ontwerp dan een reguliere betonnen of stalen viaduct. Ga dus vroegtijdig met elkaar het gesprek aan en bespreek de mogelijkheden.
Bij het sturen op een zo hoog mogelijke materiaalgebonden CO2-opslag in een kunstwerk is het belangrijk dat de biobased materialen op een nuttige (constructieve) manier worden toegepast. Als er puur wordt gestuurd op maximalisatie bestaat het risico dat er hout of materialen uit vezelgewassen 'tegen het kunstwerk' aan worden geplakt; dit is geen zinnige toepassing en is een verspilling van waardevolle materialen. Ook is het belangrijk dat de biobased materialen van verantwoordelijk beheerde (en gecertificeerde) oorsprong zijn.
Voor deze keuze zijn geen vragen en antwoorden beschikbaar
Door tijdens het ontwerpproces bij te houden welke hoeveelheden biobased materialen worden toegepast en middels de "Berekeningsmethodiek Koolstofvastlegging in biobased bouwmaterialen" te berekenen hoeveel koolstof hierin wordt vastgelegd, heb je inzichtelijk hoeveel CO2 wordt opgeslagen in je ontwerp. Dit kun je meenemen bij het maken van ontwerpkeuzes. Als alternatieve methodiek kunnen de getallen uit modules A1-A3 van de MKI berekening gehanteerd worden voor een grove benadering.
Door biobased materialen (of materialen van natuurlijke oorsprong) toe te passen. Voorbeelden hiervan zijn hout en vezelgewassen.
Voor deze keuze zijn geen vragen en antwoorden beschikbaar
Voor deze keuze zijn geen vragen en antwoorden beschikbaar
Voor deze keuze zijn geen vragen en antwoorden beschikbaar
Het produceren en verwerken van materialen zorgen gedurende hun gehele levenscyclus voor een belasting van het milieu. Dit start bij de oorsprong: de keuze van grondstoffen. Door te kiezen voor materialen met een hergebruikte of gerecyclede oorsprong, voorkom je de winning van nieuwe milieubelastende grondstoffen. Een andere manier om milieu impact te beperken, is het kiezen voor materialen met een natuurlijke, snel hernieuwbare oorsprong: biobased materialen.
Materiaalgebruik met een hernieuwbare, hergebruikte of gerecyclede oorsprong wordt uitgedrukt als percentage van de totale massa. Dit percentage stel je vast met een berekening conform de Leidraad meten van circulariteit CB’23.
Een hoog percentage materiaalgebruik met hernieuwbare, her-gebruikte of gerecyclede oorsprong behaal je door te kiezen:
- voor materialen met bovengenoemde oorsprong.
- te starten met de zwaarst wegende onderdelen (massa/kg), zoals de draagconstructie of fundering.
Het kabinet stelt als doel dat uiterlijk in 2030 voor alle vrijkomende elementen van bestaande bruggen en viaducten op hoogwaardig hergebruik wordt gestuurd. Er zijn diverse tools beschikbaar voor hergebruik scans. Met een klein marktonderzoek krijg je al snel een beeld hiervan. Zie bijvoorbeeld de herbruikbaarheidsscan van Nebest.
Elk materiaal heeft zijn eigen eigenschappen en kenmerken. Stel functionele eisen: materialen die zo lang mogelijk hun functie vervullen in relatie tot de context en rekening houdend met de overige eisen in de openbare ruimte. Voorbeeld: kunstwerk moet x aslasten kunnen verwerken over x jaar. Daarnaast kan je voor optimaal materiaalgebruik de keten certificeren als circulaire keten.
In principe kan hier in elke ontwerpfase werk van gemaakt worden. Voor de inzet van hernieuwbaar materiaal (zoals hout of biocomposieten) of gerecycled materiaal (zoals secundair staal of asfalt), kunnen in een voorlopig ontwerp al varianten worden verkend. Dit begint met een verkenning van beschikbare producten of materialen op de markt. Deze varianten kunnen op de reguliere wijze worden meegenomen in het ontwerpproces.
Voor de inzet van hergebruikt materiaal is het goed om in het VO (of daarvoor) de beschikbaarheid van herbruikbaar materiaal te verkennen. Verken welke elementen of bouwdelen reeds in projectgebied aanwezig zijn en beoordeel de potentie voor hergebruik door een herbruikbaarheidscan uit te voeren. Daag vervolgens het ontwerpteam uit om geschikte bouwdelen of elementen te integreren in de verschillende ontwerpvarianten. Ook kunnen materialenbanken of tweedehands bouwmarkten worden bezocht, zowel voor het aanbieden van vrijkomend materiaal dat niet in een nieuw ontwerp meegenomen kan worden, of als bron voor benodigde producten of materialen. In verdere ontwerpfasen kunnen de haalbaarheid, veiligheid, onderhoudbaarheid, etc. van het herbruikbare materiaal verder worden onderzocht.
Laat per ontwerpfase rapporteren welke materiaalhoeveelheden, en delen gerecycled, hernieuwbaar of hergebruikt materiaal voorzien zijn per ontwerpstap. En vraag om argumentatie wanneer van een eerder ontwerp wordt afgeweken.
Als de inzet van specifiek materiaalgebruik is opgenomen als een eis, via directielevering. Daarnaast is het mogelijk om vervolgscenario's voor producten en materialen in een bestek vast te leggen.
Hiervoor kan overzicht met aankoopbonnen van ingekochte materialen of producten uitkomsten bieden, in combinatie met een aanduiding welke oorsprong het product of materiaal heeft gehad; hergebruikt, (deels) gerecycled, hernieuwbaar, nieuw. Om hergebruik te toetsen is het mogelijk een verklaring van de vorige eigenaar toe te voegen. Voor de inkoop van gerecycled of hernieuwbaar materiaal kan producentgarantie worden uitgevraagd.
In een circulaire economie streef je naar een lage milieu impact en sluit je materialencirkels bij einde levensduur middels hergebruik- en recycling-scenario’s. Deze materialencirkels dienen schoon, veilig en gezond te zijn de hele levenscyclus rond: in productie, verwerking, ontmanteling én daarna. Toxische grondstoffen passen niet in dat gedachtengoed. Deze kunnen schadelijk zijn voor jouw gezondheid of het milieu.
Op dit moment zijn er veel verschillende certificaten welke op materiaalniveau aantonen dat er geen toxische grondstoffen in zijn verwerkt. Een eenduidige checklist op materiaalniveau is er echter nog niet. HNN houdt de ontwikkelingen in de markt nauwkeurig in de gaten voor mogelijke nadere implementatie in navolgende HNN versies.
Certificeringen als Material Health Certificate (o.b.v. Cradle2Cradle) of Natureplus geven materialen weer die je dient te vermijden in het bouwwerk. Daarnaast geldt voor infraprojecten dat mogelijk verontreinigde materialen zoals menggranulaten, bodem assen en hergebruikte grond van belang zijn bij het onderwerp toxiciteit. Voor nadere toelichting hierbij raadpleeg je de HNN-leidraad.
In de circulaire economie is een van de doelen het verminderen van schadelijke stoffen in het milieu. Dat betekent dat we toepassing van toxische stoffen waar mogelijk willen voorkomen. Er bestaan verschillende lijsten die toxische stoffen beschrijven voor mens en milieu: de Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) lijst, de Lijst Mogelijk Verontreinigende Stoffen, Restricted substances C2C, Living Building Challenge’s Red, REACH, LEVELS, RoHS, SVHC, EPA-toxics. Materialen die je niet wilt toepassen, zijn materialen die in hun toepassing (in een product, installatie, bij gebruik of demontage) toxische eigenschappen vertonen en/of het hergebruikpotentieel en /of het recyclingpotentieel negatief beïnvloeden.
Toxische materialen kunnen nieuw toe te passen materialen of producten zijn, maar het kan ook gaan om hergebruikte materialen of producten. Materialen die toxisch kunnen zijn en veel worden hergebruikt in de infra zijn onder andere:
- asfaltkorrels;
- AVI-bodemas en -slakken (restproducten van afvalverbrandingsinstallaties);
- baggerspecie;
- mengkorrels (van beton en puin);
- breker- en zeefzand (restproducten als puin wordt vergruisd);
- licht verontreinigde grond; en
- E-vliegas (restproduct van poederkool gestookte elektriciteitscentrales).
Een van de manieren om aan te tonen dat een inschrijver kennis heeft van gezonde materialen is het aanleveren van een PCDS (Product Circularity Data Sheet) door de leverancier bij een product. Het is een databron om aan te tonen hoe circulair een product is. Hier wordt ook in aangegeven of er wel of geen toxische materialen in producten zitten. Ook kan een inschrijver inzichten aanleveren op deelniveau van de materialen. Bijvoorbeeld door aan te geven van hoeveel materialen de inschrijver op de hoogte is van de chemicaliën die erin zitten. Een lijst als de Restricted substances C2C kan hier bij helpen. Dit is een lijst van chemicaliën die verboden zijn voor gebruik in Cradle to Cradle Certified CM-producten met bestandsdelen van meer 1000 ppm.
Om te voorkomen dat toxische materialen gebruikt worden, is het belangrijk om bij de selectie databronnen te gebruiken waar duidelijk is opgenomen wat niet-toxisch materiaal is. In Het Nieuwe Normaal is beschreven dat productpaspoorten kunnen helpen inzicht te bieden in chemische samenstellingen van producten. Op deze manier kan vastgesteld worden of het product toxische stoffen bevat. Kijk bijvoorbeeld naar Product Circularity Data Sheet (PCDS) en Material Safety Data Sheets (MSDS). Ook zijn er certificaten beschikbaar die producten toetsen op zowel humane als ecologische toxiciteit, zoals Material Health Certificate (o.b.v. Cradle2Cradle), Natureplus, Declare-certificering, ECOLOGO en M1-certificering (Fins). Binnen de GWW is het belangrijk om milieu-hygiënisch onderzoek uit te voeren om bodem- en waterkwaliteit vast te stellen. Hierdoor kan de juiste en veiligste omgang met deze stromen bepaald worden.
Bij realisatie van een kunstwerk wil je laten aantonen dat hier geen toxische materialen gebruikt zijn. Mogelijkheden om aan te tonen dat er geen toxische materialen gebruikt zijn, kan door middel van productpasoorten, certificaten en nationale en internationele keurmerken. In Het Nieuwe Normaal leidraad voor infra zijn deze uitgebreid beschreven.
Toxische materialen zijn schadelijk voor mens en milieu. Dit betekent dat wanneer werknemers hiermee in aanraking komen zij gezondheidsschade op kunnen lopen.
De aanwezigheid én afwezigheid van toxische materialen is belangrijk om vast te leggen. Dit kan gebeuren in bijvoorbeeld een materialenpaspoort of in het B&O-systeem dat wordt toegepast door de beheerorganisatie van het kunstwerk.
Tijdens de realisatiefase ontstaan reststromen van bouwmaterialen: asfalt, betonpuin, staal en overig. Deze indicator stuurt hier tweeledig op. Ten eerste voorkom je aan de bron dat deze stromen ontstaan. En ten tweede wil je de hergebruik-potentie van de reststromen, welke toch ontstaan, zo optimaal mogelijk benutten middels een hergebruik- of recyclingscenario. Niet-circulaire opties zijn verbranding of storten. Dan is de cyclus eindig en zijn we de materialen kwijt.
Bronmaatregelen omschrijf je tekstueel. De hergebruikpotentie van materialen druk je uit als percentage van de totale materi-aalstroom (massa/kg) conform bovengenoemde scenario’s. De waardes bepaal je met een inventarisatie materiaalstromen en aantoonbare afspraken met de afnemende partij.
Je behaalt een goede score door in te kopen op basis van de daadwerkelijke hoeveelheidsbehoefte, hierbij best passende maatvoering en beperk verpakkingsmaterialen. Richt een milieustraat in en kies aanvullend voor:
- materialen met een positief eindscenario: hergebruik of minimaal recycling. Waarbij de materiaalproducent bij voorkeur de reststromen zelf in beheer neemt of houdt;
- start met de zwaarst wegende gebouwonderdelen (massa/kg).
Onderzoek of bij teveel besteld en nog niet geopende materialen dit retour gezonden kan worden naar de leverancier. Daarnaast kan afval gescheiden verzamelt en afgevoerd worden naar recycle bedrijven.
Het liefst wil je restmateriaal voorkomen, maar je kan de bouwlocatie zo inrichten dat er een plek is waar alle restmaterialen verzameld en gevonden kunnen worden. Neem in de werkprocessen op dat er eerst restmaterialen worden gebruikt alvorens nieuw materiaal toe te passen.
Als opdrachtgever kun je sturen op het minimaliseren van restmateriaal en verpakkingen tijdens de bouw. Je kan hiervoor een ambitie opstellen en deze vervolgens vertalen naar eisen/ criteria richting de architect/ aannemer. Je kan bijvoorbeeld de volgende criteria opnemen in de aanbestedingsdocumenten:
- Prefab bouwen
- Alleen gebruikte materialen worden betaald
- Een maximum stellen aan de hoeveelheid toegestane restmateriaal en/of verpakkingen
Belangrijk is dat de ontwerper deze eisen/criteria ook goed interpreteert en toepast. Je kan dit als opdrachtgever checken door he toetsen van deze eisen tijdens ontwerp en uitwerking. Tijdens de realisatiefase kan hiervoor een toezichthouder aangesteld worden.
Je kan hier in het ontwerp rekening mee houden door enerzijds betere informatievoorziening & -deling tussen ketenpartners te faciliteren. Anderzijds door beschikbare materiaalstromen (in opslag) als parameter mee te nemen in je ontwerp. Let daarnaast op:
- De voordelen van prefab bouwen (minder faalkosten en daarvoormateriaaloverschotten).
- Tijdig bestellen van materialen.
- Indien mogelijk, restmateriaal zoveel mogelijk op locatie (recyclen en) hergebruiken.
Nadat ambities opgesteld zijn dienen deze te worden vertaald in eisen en indicatoren die kunnen worden opgenomen in een aanbesteding. Bijvoorbeeld:
- De opdrachtnemer krijgt alleen betaald voor de daadwerkelijk toegepaste materialen.
- Beloning (EMVI) als de aannemer het restmateriaal tot een x percentage weet te behouden.
Het is belangrijk dat de opdrachtnemer duidelijk kan maken welke maatregelen getroffen zijn, en met welke impact. Dit kun je meenemen in je aanbieding en/of in je Plan van Aanpak. Indien er is uitgevraagd dat restmateriaal/verpakkingen naar een erkende verwerker moeten gaan kun je weegbonnen uitvragen. Indien restmateriaal aan de aannemer vervalt kun je voor het deel dat naar de stort/verbranding toegaat weegbonnen vragen.
Het advies is om dit niet per project uit te vragen, omdat dit veel tijd en geld kost. Wat wel een mogelijkheid is, is het vergelijken van stortbonnen van vergelijkbare projecten van een aantal jaren geleden. Op die manier kun je er een gevoel bij krijgen.
Voer tijdens beheer en onderhoud al conditiemetingen uit (assetmanagement) zodat je weet welke elementen straks klaar zijn voor sloop en waar je afval verwacht. Door alvast voor te sorteren op een volgend traject, weet je bijvoorbeeld welke elementen je kunt demonteren.
Als je na realisatie producten over hebt, zijn deze wellicht inzetbaar tijdens B&O.
Bij de herinrichting van bestaande infrastructuur blijven vanuit circulair gedachtengoed onderdelen behouden. De materialen die bij sloop vrijkomen, bestem je volgens een goed toekomst-scenario. Een positieve optie is: je past een materiaal nogmaals toe (hergebruik) eventueel met tussenkomst van de producent of je recyclet het materiaal. Een niet-circulaire optie is verbranding of storten. Dan is de cyclus eindig.
De behouden onderdelen druk je uit als percentage van het totale bouwwerk (massa/kg). Ook de hergebruikpotentie van materialen breng je op deze wijze in kaart conform bovengenoemde scenario’s. Deze lees je af uit een inventarisatie materiaalstromen inclusief aantoonbare afspraken met de ontmantelende partij.
Een hoog percentage behaal je door:
- proactief te onderzoeken welke onderdelen in originele functie op locatie behouden kunnen worden;
- te bekijken of je uitkomende materialen op locatie zelf kunt bewerken en als hergebruik of recycling nogmaals kunt toepassen;
- te starten met de zwaarst wegende onderdelen (massa/kg).
Kijk of er gegevens aanwezig zijn in het beheersysteem, bijvoorbeeld GBI. En check of er een materialenpaspoort is of andere informatie zoals een MKI- berekening van de uitvraag/realisatie. Maak daarnaast een materiaal inventarisatie/ scan op de projectlocatie.
Hiermee creëer je een overzicht van alle aanwezige grondstoffen, materialen en producten. Welke kunnen opnieuw toegepast worden? De uitkomsten kun je vastleggen in een materialenkalender: welke materialen/grondstoffen komen wanneer vrij (in de toekomst)?
Om alle projecten (de portefeuille) binnen één (of meerdere) organisaties in kaart te brengen dien je alle vastgoed- en bouwactiviteiten in kaart te brengen en te definiëren. Hier kun je de materialen aan koppelen. Het is belangrijk om niet alleen te kijken naar de hoeveelheid, maar ook naar de milieu-impact. Sommige materialen gebruik je bijvoorbeeld in grote hoeveelheden, maar hebben nauwelijks impact. MKI kan een hierbij goede milieu indicator zijn voor materialen.
De volgende websites kunnen hierbij ondersteunen: https://www.gbn.nl/circulaire-grondstoffencorridor-voor-rijkswaterstaat/ https://circulairebouweconomie.nl/nieuws/materiaalstromen-en-milieu-impact-in-kaart-brengen-zo-doe-je-dat/
Materialen die vrij komen kunnen niet altijd direct weer (elders) ingezet worden. Waar je aan zou kunnen denken voor opslag:
- Op eigen terrein opdrachtgever
- Middels fysieke hubs/grondstofbanken
- Op de slooplocatie/ toekomstige bouwplaats
- (Uitvragen) bij de aannemer
Een aantal voorwaarden kunnen bijdragen aan het succesvol hergebruiken van materialen uit sloop in een nieuw ontwerp (op dezelfde locatie):
- De architect in een vroeg stadium betrekken.
- Opnemen van eisen dat in het ontwerp een x aantal procent materiaal hergebruik dient te zijn.
- Opnemen van eisen dat een x aantal procent van de sloopmaterialen dient te worden hergebruikt in het nieuwe ontwerp / binnen andere projecten (van de opdrachtgever).
- Indien de opdrachtgever al materiaal heeft liggen/ bekend is wat er vrijkomt kunnen eisen specifieker opgenomen worden.
- Vooral niet de standaard eis opnemen ‘aannemer moet het afvoeren naar erkende verwerker’.
Maak gebruik van een materialenkalender: welke materialen/grondstoffen komen wanneer vrij (in de toekomst)? (Zie ook initiatieffase). Koppel in een vroeg stadium de verschillende projecten (per aannemer of per opdrachtgever) aan elkaar. Wat komt er vrij bij (a) en wat heeft (b) nodig. Wijs hiervoor één contactpersoon aan. Een online hub/marktplaats kan ook bijdragen aan creëren van inzicht. Zoek een koper voor je gaat slopen, zodat je weet hoe ze het willen hergebruiken op de nieuwe locatie en jij dus weet hoe je iets moet slopen/demonteren.
Ketenregie: binnen een corridor kan veel met IT worden ondersteund. Een ketenregisseur zorgt voor de matchmaking en de randvoorwaarden, en ondersteunt in de financiële en juridische afstemming.
Wie de eigenaar is van de vrijkomende materialen is afhankelijk van de situatie en bestemming. Als de opdrachtgever eigenaar blijft is het makkelijker om, binnen de eigen organisatie, de materialen elders weer in te zetten. Mocht dit niet passen, kan het verkocht worden. De aannemer is vooral geïnteresseerd in de waardevolle materialen. Een hub hoeft zelf geen eigenaar te zijn van de opgeslagen materialen maar kan de verkoop begeleiden tussen eigenaar en koper.
Dit is sterk afhankelijk van de kwaliteit van de vrijkomende materialen en het nieuwe ontwerp. Sloopcheck heeft aan de hand van lessen van slopers inzichtelijk gemaakt welke materialen en producten zich wel of niet lenen voor hergebruik.
EMVI staat voor Economisch Meest Voordelige Inschrijving. Het is een gunningsmethode die bij aanbestedingen wordt gebruikt om inschrijvingen te beoordelen. Je kan punten scoren op kwaliteit, wat een fictieve korting oplevert op de inschrijving. EMVI of BPKV (Beste Prijs Kwaliteit Verhouding) is vaak project specifiek.
Een voorbeeld: een aannemer dient materiaal te scheiden op locatie. Dit is geen EMVI eis, maar dat kan wel: stel je doet niks = 100% restmateriaal, als je weet te reduceren tot 25% dan krijg je x voordeel.
Een andere mogelijkheid is aan de aannemer uitvragen of hij alternatieve verwerkingsmethoden kan aanbieden i.p.v. naar een stort of recyclingbedrijf.
Het doel is om zo hoogwaardig mogelijk bestaande producten, materialen en grondstoffen her te gebruiken. Hierbij kun je een klein stappenplan hanteren:
- Stap één is kijken welk deel van het gebouw niet gesloopt hoeft te worden (Refuse, R-ladder).
- Het product hergebruiken: vaak het meest waardevol/ minste impact op het milieu. Indien het een sloop-realisatie project betreft, wil je bij voorkeur hergebruiken in de nieuwe realisatie. Anders kan het ook naar een ander project of via een grondstoffenbank/hub.
- Materiaal hergebruiken, hier is vaak nog een bewerking voor nodig.
- Na hergebruik kun je nog (hoogwaardig) recyclen.
Om te weten of gestelde eisen ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn, kun je verificatiemethoden hanteren als: - BREEAM-NL Sloop en Demontage MAT91 - Aantoonbare afspraken van elke combinatie sloopmateriaal / afnemer (conform BRL SVMS-007, Hoofdstuk 5) - Overzicht van herbruikbare materialen met bestemming en eindverwerking - Een compleet afvalstoffendossier
Voor deze keuze zijn geen vragen en antwoorden beschikbaar
Losmaakbaarheid is de mate waarin een bouwwerk demontabel is. Losmaakbaarheid maakt het mogelijk om bouwwerken aan te passen of uit te breiden, vereenvoudigt onderhoud en zorgt ervoor dat bouwwerk(onderdelen) bij einde levensduur schoon en volledig worden ontmanteld. Dit draagt bij aan een betere hergebruikpotentie van deze onderdelen. En beperkt de milieu-impact.
Je omschrijft je drie grootste bijdragen voor losmaakbaarheid tekstueel op maatregelniveau. Daarnaast stel je een losmaak-baarheidsindex (LI) vast conform een berekening op basis van de beoordelingsmethode voor losmaakbaarheid in GWW.
Een hoge losmaakbaarheidsscore bereik je door te sturen op:
- type verbinding: liever bout en moerverbinding dan lassen;
- toegankelijkheid: bereikbare verbindingen;
- randopsluiting: een materiaal dient uitneembaar te zijn;
Tip: verbindingen op een hoger schaalniveau tellen zwaarder mee (het totale brugdek versus leuningen).
Losmaakbaarheid is een middel tot aanpasbaarheid en hergebruik: het is geen doel op zich. Allereerst zal dus de ambitie op aanpasbaarheid en hergebruik moeten worden bepaald. Vervolgens, voor het bepalen van de ambitie op losmaakbaarheid, is het van belang om stil te staan bij volgende vragen: - Wat is de ontwerplevensduur van het object en wat is de levensduur van afzonderlijke onderdelen? Welke onderdelen worden tussentijds vervangen of hebben een dynamische levensduur? - Op welk detailniveau wordt het object (waarschijnlijk) aangepast of hergebruikt: als geheel, op element-, product- of materiaalniveau? - Welke onderdelen zijn niet losmaakbaar in een conventioneel ontwerp van het object en wat heeft dat voor invloed op aanpasbaarheid, onderhoud, reparaties en hergebruik? De leidraad "losmaakbaar detailleren" biedt ook inspiratie voor het bepalen van de ambitie.
Nadat ambities opgesteld zijn, kunnen deze te worden vertaald in eisen en criteria om op te nemen in een aanbesteding. De indicator leent zich nog niet om hier kwantitatieve eisen aan te stellen (is in ontwikkeling). Eisen kunnen bijvoorbeeld worden opgesteld in de vorm van:
- Dat de opdrachtnemer moet aantonen dat deze de uitgewerkte beoordelingsmethode op het ontwerp heeft toegepast en de resultaten daarvan moet aanleveren, of;
- Dat de opdrachtnemer wordt uitgedaagd om een maximaal losmaakbare ontwerpvariant aan te leveren, of;
- Dat bepaalde onderdelen losmaakbaar moeten worden ontworpen. Hier kunnen de antwoorden bij Initiatief sturing bieden voor welke onderdelen als eis zouden moeten worden opgenomen en op welk detailniveau dat gewenst is.
De "beoordelingsmethode voor losmaakbaarheid in de GWW" is gericht op het ontwerpproces en is bedoeld om ontwerpers te ondersteunen om een meer losmaakbaar object te ontwerpen. Het gaat in ieder geval om:
- Het type verbinding: hoe zijn onderdelen verbonden;
- Toegankelijk van de verbinding: hoe gemakkelijk is het om bij deze verbinding te komen;
- Randopsluiting: wordt een onderdeel (gedeeltelijk) door andere onderdelen ingesloten;
- Doorkruisingen: lopen er onderdelen door elkaar heen;
- Zijn er verbindingen die bloot worden gesteld aan externe invloeden, die de kwaliteit van de verbindingselementen aantasten?
- Zorgt het losmaken van onderdelen voor een verhindering van de functie van het object of het omliggende netwerk waar het object onderdeel van is?
Bij deze afwegingen is het altijd van belang om stil te staan bij de vraag op welk detailniveau losmaakbaarheid in het ontwerp gewenst is.
De leidraad "losmaakbaar detailleren" biedt ook houvast voor hoe tot een losmaakbaar ontwerp te komen.
Dit kan bijvoorbeeld door:
- Het ontwerp te relateren aan de gestelde ambities en aan de antwoorden op de vragen opgenomen onder Initiatief.
- Het doorlopen van de beoordelingsmethode voor losmaakbaarheid. De methode is nog in ontwikkeling en kan nog niet concreet iets zeggen over wanneer een resultaat ‘goed’ is - dit is projectafhankelijk en mede afhankelijk van de gestelde ambitie in de initiatieffase. Daarnaast zijn de resultaten van de methode op onderdeelniveau en niet op objectniveau, waardoor het lastig is om te zeggen hoe het ontwerp als geheel scoort. Wel kan het een beeld geven van welke onderdelen in het ontwerp meer en minder goed losmaakbaar zijn, en afhankelijk van de gestelde ambitie, of dit voldoende is toegepast of niet.
De beschrijving van de getroffen maatregelen kan gerelateerd worden aan de eisen/criteria die in de aanbesteding zijn opgenomen (zie Verkenning).Het is belangrijk om hierover helder te rapporteren. Een duurzaamheidsverslag (waarin bijv. een MKI-notitie valt) kan hier een sectie aan wijden. Om de impact op losmaakbaarheid inzichtelijk te maken kan bijvoorbeeld: - De losmaakbaarheidsindex op het eerste ontwerp worden bepaald, en vervolgens na een aantal iteratieve optimalisatie-loops opnieuw, zodat die resultaten naast elkaar kunnen worden gelegd, of;
- Aangetoond worden welke aanpassingen er in het ontwerp zijn gedaan, gerelateerd aan de factoren binnen de losmaakbaarheidsindex (zie Beoordelingsmethode), zoals welke ‘vaste’ verbindingen zijn ingewisseld voor ‘losse’ verbindingen.
Voor deze keuze zijn geen vragen en antwoorden beschikbaar
Informatieborging over dit onderwerp is van belang omdat het daadwerkelijke losmaken pas in de toekomst plaatsvindt. De opdrachtgever kan als eis (zie Verkenning) opnemen dat de opdrachtnemer de beoordelingsmethode losmaakbaarheid moet hebben toegepast op het ontwerp en de resultaten hiervan aanlevert. Dat overzicht biedt per onderdeel transparantie m.b.t. de losmaakbaarheid.
Voor B&O en bij einde levensduur is een helder demontageplan, of opname van de losmaakbaarheid in een materialenpaspoort, gewenst om de losmaakbaarheid te benutten na de ontwerp- en realisatiefase.
Materiaalpaspoorten voor de infra staat nog in de kinderschoenen. Er bestaan uiteenlopende formats en er is geen uniforme regelgeving voor. Er lopen op dit moment onderzoeken naar de informatiebehoefte en -vorm voor een materiaalpaspoort in de GWW. Het kan waardevol zijn om als pilot een materiaalpaspoort in een project op te nemen.
Je sorteert met aanpasbaarheid voor op een toekomstige kleinere, grotere, bredere of andere functionele invulling van een bouwwerk. Zo voorkom je dat een bouwwerk in de nabije of verdere toekomst grootschalig dient te worden verbouwd of gesloopt. Beide van die scenario’s brengen een grote milieu impact met zich mee.
Je maakt je flexibiliteitsmaatregelen per bouwlaag inzichtelijk middels de Leidraad toekomstig hergebruik CB’23, 5.3.1. Flexi-biliteit. Aanvullend beantwoord je een drietal vragen op maat-regelniveau over uitbreidingsmogelijkheden, functiewijzigingen van het gebied en keuze voor standaardisatie van onderdelen.
Een hoge mate van aanpasbaarheid bereik je door:
- rekening te houden met mogelijke uitbreiding van huidige functie;
- rekening te houden met mogelijke aanpassingen van de huidige functie;
- het in het ontwerp scheiden van bouwwerklagen met een grote verschillende levensduur;
- gestandaardiseerde onderdelen te gebruiken.
Het geschikt maken van objecten voor veranderende functies in de toekomst vraagt andere ambities in het proces en ontwerp vooraf. Aspecten die in deze afweging relevant zijn om te aanschouwen zijn:
- de functionele- en ontwerplevensduur van het object: bij een korte ontwerplevensduur zal het object sneller worden vervangen en kan het waardevol zijn als het object gemakkelijk aan te passen is (mits het nog in goede conditie verkeerd). Bij een lange ontwerplevensduur is de kans groter dat er een functiewijziging optreedt. Als de functionele levensduur korter is dan de ontwerplevensduur, is aanpasbaarheid meer relevant;
- de levensduur en functie van de verschillende onderdelen in de constructie: zijn er onderdelen die onafhankelijk van functiewijziging, blijven staan? Bij onderdelen die onzeker zijn, is een flexibel ontwerp relevanter, bij onderdelen die zeker zijn, is een robuust ontwerp relevanter;
- mogelijke toekomstige ontwikkelingen: hoe waarschijnlijk is het dat het object van functie zal veranderen? Welke toekomstige scenario’s en ontwikkelingen kunnen we rekening mee houden? Is er een groot verschil in deze scenario’s en daarmee de functionaliteit van het object? Dan zal het belangrijker zijn om op een hogere aanpasbaarheidsambitie te sturen.
Het stellen van de aanpasbaarheidsambitie kan worden meegenomen in het Ambitieweb, onder het thema materialen.
Nadat ambities opgesteld zijn dienen deze te worden vertaald in eisen en indicatoren die kunnen worden opgenomen in een aanbesteding. Aanpasbaarheid is in zichzelf een kwalitatieve indicator waardoor sturen op kwantitatieve eisen niet realistisch is. Mogelijke manieren om aanpasbaarheid op te nemen in de uitvraag zijn:
- losmaakbaarheid is een belangrijk aspect voor aanpasbaarheid. In de uitvraag kan een eis m.b.t. een losmaakbaar ontwerp - of in ieder geval voor bepaalde onderdelen van het ontwerp - worden opgenomen;
- op basis van de gestelde ambitie en de analyse van mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de initiatieffase, kan er beschouwd worden welke richting de mogelijke functiewijzigingen opgaan - en dus welke concrete KPI’s relevant zijn. Als dit in de initiatieffase niet is gebeurd, is dat een beginstap.
Aanpasbaarheid is een kwalitatieve indicator. Het is gewenst dat er uniform over wordt gerapporteerd. De beschrijving van de wijze van aanpasbaarheid kan gerelateerd worden aan de eisen/indicatoren die in de uitvraag zijn opgenomen (zie Verkenning).
De wijze van aanpasbaarheid kan in elk geval gerelateerd worden aan:
- de beoogde mogelijke functiewijzingen o.b.v. de scenario-analyse uit de initiatieffase/ aanbesteding, en
- de verschillende onderdelen in de constructie, met aandacht voor de vier factoren van losmaakbaarheid zoals opgenomen in de indicator Losmaakbaarheid (zie ook de Beoordelingsmethode).
Standaardisatie van onderdelen is in ontwikkeling. In Nederland bestaan afspraken voor ‘industrieel, flexibel en demontabel (IFD)’ bouwen met gestandaardiseerde onderdelen. Deze bestaan nu voor:
- vaste bruggen en viaducten: NTA 8085
- beweegbare bruggen: NTA 8086
Voor deze objecttypes kunnen standaardonderdelen in het ontwerp worden meegenomen. Voor overige objecttypes wordt aangeraden om ontwikkelingen in de gaten te houden.
Aanpasbaarheid is in zichzelf een kwalitatieve indicator waardoor sturen op kwantitatieve eisen niet realistisch is. Mogelijke manieren om aanpasbaarheid op te nemen in de uitvraag zijn:
- losmaakbaarheid is een belangrijk aspect voor aanpasbaarheid. In de uitvraag kan een eis m.b.t. een losmaakbaar ontwerp - of in ieder geval voor bepaalde onderdelen van het ontwerp - worden opgenomen;
- op basis van de gestelde ambitie en de analyse van mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de initiatieffase, kan er beschouwd worden welke richting de mogelijke functiewijzigingen opgaan - en dus welke concrete KPI’s relevant zijn.
Als dit in de initiatieffase niet is gebeurd, is dat een beginstap. Als standaardisatie van onderdelen relevant is (zie Ontwerp/uitwerking), kan dit ook als eis worden opgenomen.
Als opdrachtnemer is het belangrijk dat je duidelijk kunt maken welke maatregelen getroffen zijn, met welke impact om aanpasbaarheid te optimaliseren. De beschrijving van de maatregelen kan gerelateerd worden aan de eisen/indicatoren die in de aanbesteding zijn opgenomen.
Om dit als opdrachtgever te controleren kun je denken aan het checken van de lmbh-index. Is er met de partij afgesproken dat deze het sloopmateriaal moet scheiden, kun je bijvoorbeeld in de realisatie opnemen dat er drie steekproeven gedaan worden.
Een zekere mate van onzekerheid kan niet vermeden worden. Een flexibel ontwerp - dat bijvoorbeeld losmaakbaar is - draagt bij aan de aanpasbaarheid, onafhankelijk van welke richting de ontwikkelingen opgaan. Door het uitvoeren van een scenariostudie (zie ook Initiatief) kan op voorhand zo veel mogelijk rekening worden gehouden met de mogelijke uiteenlopende functiewijzigingen van het object. Vervolgens zal er een selectie moeten worden gemaakt welke wijzigingen meer en minder waarschijnlijk zijn en op basis daarvan kan de benodigde aanpasbaarheid worden bepaald. Voor beheer & onderhoud en bij einde levensduur is een helder demontageplan, of opname van een beschrijving van de aanpasbaarheid in een materialenpaspoort, gewenst om de aanpasbaarheid te benutten na de ontwerp- en realisatiefase.
Materiaalpaspoorten voor de infra staat nog in de kinderschoenen. Er bestaan uiteenlopende formats en er is geen uniforme regelgeving voor. Er lopen op dit moment onderzoeken naar de informatiebehoefte en -vorm voor een materiaalpaspoort in de GWW. Het kan waardevol zijn om als pilot een materiaalpaspoort in een project op te nemen.
Het produceren en verwerken van materialen zorgen gedurende hun gehele levenscyclus voor een belasting van het milieu. Bij hergebruikpotentie ligt de focus op hetgeen er aan het einde van deze cyclus gebeurt. Een positieve optie is: een producent neemt een materiaal terug voor hergebruik (na kwaliteitscheck- of upgrade) of als gerecyclede grondstof voor nieuwe materialen. Een niet-circulaire optie is verbranden of storten. Dan is de cyclus eindig en zijn we de materialen kwijt.
De hergebruikpotentie van materialen druk je uit als percen-tage van de totale massa conform bovengenoemde scenario’s. Welk verwerkingsscenario einde levensduur een materiaal heeft, lees je af in de EPD, fase C3-C4 van de LevensCyclusAnalyse (LCA) van een product. Licht daarnaast tekstueel toe welke onderdelen gestandaardiseerd zijn.
Een hoog percentage behaal je door te kiezen voor:
- standaardisering in achtereenvolgens objecten, elementen en materialen;
- materialen met een positief eindscenario: hergebruik of minimaal recycling.
- te starten met de zwaarst wegende onderdelen (massa/kg), zoals de draagconstructie.
Beschouw hoe lang de functie van de opgave vervuld moet worden binnen de gestelde functionele eisen. Op plekken waar de functionele levensduur korter is dan de technische levensduur van materialen of producten, is aanpasbaarheid van het ontwerp aan te raden. In het voorbeeld van een viaduct, kan een toekomstige rijbaanuitbreiding in het huidige ontwerp worden beschouwd. In dit geval kunnen lokaal materialen met een kortere levensduur of goede herbruikbaarheid worden ingezet die overeenkomen met de lokale functionele levensduur van een onderdeel binnen het bouwwerk.
Niet elk onderdeel is even geschikt voor hergebruik, voer daarvoor een herbruikbaarheidscan uit. Een herbruikbaarheidscan brengt de potentie voor hergebruik in kaart en beschouwt hierbij o.a. de losmaakbaarheid, toegankelijkheid en conditie van een bouwdeel of element. Op basis van de uitkomsten van een hergebruikscan kunnen kansen voor hergebruik geprioriteerd worden op haalbaarheid en kan de benodigde inzet gefaciliteerd worden.
Hergebruik opnemen in je aanbesteding kun je op verschillende manieren doen:
- Bij prestatie uitvraag; gebruik de R-Ladder en LCA.
- Bij procesborging: kijk naar een logboek, asset management systemen en materialenpaspoort. Dit doe je over het hele proces heen.
Hergebruik en losmaakbaarheid van onderdelen zijn integraal met elkaar verbonden; zonder losmaakbare verbindingen wordt hergebruik een stuk lastiger. Lees je in over:
- Het type verbindingen tussen modules die krachten overbrengen. Beschouw hierbij bijvoorbeeld de losmaakbaarheidsindex.
- Het ontsluiten van beschikbare details (best practices) die al worden toegepast in een databank, zoals een materialenpaspoort.
Dit is sterk afhankelijk van specifieke producten of materialen. Betrek leveranciers en ga na welke informatie voor hen noodzakelijk is om terugnamegarantie te kunnen bieden.
Een indicatie van de losmaakbaarheid en toegankelijkheid van toegepaste producten. Vraag bijvoorbeeld een materialenpaspoort uit waarin deze informatie wordt vastgelegd. Ook een kwalitatief plan voor waardebehoud per element uitvragen kan hier oplossingen in bieden.
Je kunt als opdrachtnemer hergebruik optimaliseren door 1) het inventariseren van bestaande technieken/ producten en 2) kijken of met een marginale inspanning een hoger percentage hergebruik te bereiken is.
Hiervoor kan overzicht met aankoopbonnen van ingekochte materialen of producten uitkomsten bieden, in combinatie met een aanduiding welke oorsprong het product of materiaal heeft gehad; hergebruikt, (deels) gerecycled, hernieuwbaar, nieuw. Om hergebruik te toetsen is het mogelijk een verklaring van de vorige eigenaar toe te voegen. Voor de inkoop van gerecycled of hernieuwbaar materiaal kan producentgarantie worden uitgevraagd.
B&O is een belangrijke fase om hoogwaardige materialen of onderdelen te behouden zodat de hergebruikpotentie toeneemt. Breng tijdens het B&O alvast in kaart welke materialen of producten in het bouwwerk of areaal ingebed zijn. Leg daarbij vast wat de losmaakbaarheid, toegankelijkheid en conditie is van bouwdelen en elementen. Wanneer deze informatie beschikbaar is voor aanvang van renovatie of sloop kan hier in het herontwerp of demontageplan rekening mee worden gehouden. Verken opties voor levensduurverlengend onderhoud om tot een hogere restwaarde te komen. Stel richtlijnen op voor non-destructief verwijderen van bouwdelen of elementen die in aanmerking komen voor hergebruik of recycling.